De inrichting van een getijdenlandschap. De problematiek van de vroegmiddeleeuwse nederzettingsstructuur en de aanwezigheid van terpen in de kustvlakte: het voorbeeld van Leffinge (gemeente Middelkerke, prov. West-Vlaanderen)

Abstract

In deze bijdrage wordt er ingegaan op de sporen van de vroegmiddeleeuwse aanwezigheid van de mens in de kustvlakte. Met de kustvlakte bedoelen we het gebied dat tot stand kwam ten gevolge van de afzetting van Holocene sedimenten onder invloed van de getijden, ook wel de 'Polderstreek' genoemd. Meer bepaald wordt er aandacht besteed aan de problematiek van de vroegmiddeleeuwse nederzettingsstructuur in relatie tot de problematiek van de menselijke inrichting van het getijdenlandschap van de kustvlakte. Het milieu van de kustvlakte was dat van een getijdenlandschap, waarin de getijdengeulen een centrale dynamische rol speelden. Om zich, al dan niet permanent, in de kustvlakte te vestigen, diende de mens rekening te houden met de dynamiek van de getijden. De vraag die hierbij rijst is of de getijdendynamiek de aanwezigheid van de mens determineerde, of net niet. Met andere woorden: in hoeverre werd het ruimtelijke gedrag van de vroegmiddeleeuwse mens in de kustvlakte bepaald door de natuurlijke beperkingen van het getijdengebied, hoe verhield de inschatting van deze beperkingen zich tot het gebruik van de mogelijkheden, en tot welke omgang met de ruimte, tot welk 'landschap' heeft dit geleid?