编辑

IF 0.3 4区 文学 Q4 COMMUNICATION Tijdschrift Voor Communicatiewetenschap Pub Date : 2021-01-01 DOI:10.5117/tvc2021.2.001.will
L. Willemsen
{"title":"编辑","authors":"L. Willemsen","doi":"10.5117/tvc2021.2.001.will","DOIUrl":null,"url":null,"abstract":"In het strafrecht worden strafrechters geregeld geconfronteerd met verdachten en getuigen die liegen. Wanneer blijkt dat iemand niet de waarheid vertelt doordat hij verklaringen aflegt die elkaar tegenspreken of doordat uit andere objectieve bronnen blijkt dat de verklaring niet juist kan zijn, kan dit van invloed zijn op het oordeel over de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen, de geloofwaardigheid van een door de verdachte aangedragen scenario en de uiteindelijke overtuiging van de rechter. Echter, onder omstandigheden mag de rechter de ‘kennelijk leugenachtige verklaring’ ook rechtstreeks aan zijn bewijsbeslissing ten grondslag leggen door die verklaring als redengevend bewijsmiddel in de bewijsconstructie op te nemen. Het gaat hier echter om een vreemde eend in de bijt van het strafrechtelijk bewijsrecht, waar immers als uitgangspunt geldt dat bewijsmateriaal (voldoende) betrouwbaar of deugdelijk moet zijn om ook ‘redengevend’ te kunnen zijn voor het bewijs. Ook vanuit een perspectief van geldige kennisverwerving geldt dat waarheidsgetrouwheid één van de voorwaarden is om tot ‘ware’ kennis of gerechtvaardigd geloof te komen. Bij het gebruik van een kennelijk leugenachtige verklaring wordt echter door de rechter een als onbetrouwbaar beoordeelde verklaring redengevend geacht voor de bewijsbeslissing. Daarbij mag worden aangenomen dat niet de inhoud van de verklaring redengevend is voor het bewijs (want daarvan stelt de rechter nu juist vast dat deze niet klopt), maar de constatering dat de persoon in kwestie kennelijk liegt. Het gaat dus om de opstelling van de verdachte, waaruit men iets tracht af te leiden over wat er in werkelijkheid is gebeurd. Het gebruik van leugenachtige verklaringen is sinds jaar en dag mogelijk in het strafrecht, maar vanuit de literatuur herhaaldelijk bekritiseerd. Niet alleen omdat daar vanuit epistemologisch perspectief de nodige haken en ogen aan zitten, maar ook vanwege de spanning met het nemo tenetur-beginsel dat inhoudt dat een verdachte niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Onlangs wees de Hoge Raad arrest in een zaak waarin deze problematiek twee keer aan de orde was. Het hof had namelijk twee verklaringen als kennelijk leugenachtig bestempeld en aan zijn bewijsbeslissing ten grondslag gelegd; één verklaring was afkomstig van de verdachte (klager) en de andere van een medeverdachte. Het ging in deze zaak om een gewapende overval waarbij een restauranthouder in Zoetermeer werd neergeschoten en diens hond doodgeschoten. Zowel de verdachte als de medeverdachte kwam met een alternatief scenario. De verdachte hield vol ten tijde van de overval niet in Zoetermeer te zijn geweest, maar in Amsterdam waar hij de hele avond aan het wiet knippen was. De medeverdachte stelde op het moment van de overval bij zijn vriendin te zijn geweest. Beide mannen ontkenden de bewuste avond in elkaars aanwezigheid te hebben doorgebracht. Het hof kwam na een uitvoerige overweging tot de conclusie dat de verklaring van de medeverdachte niet kon kloppen en merkte beide verklaringen aan als leugenachtig. Het is vaste jurisprudentie dat de rechter een verklaring als leugenachtig voor het bewijs mag gebruiken wanneer deze leugenachtigheid ‘kennelijk’ is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen. Voorwaarde is wel dat dit","PeriodicalId":42008,"journal":{"name":"Tijdschrift Voor Communicatiewetenschap","volume":"14 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.3000,"publicationDate":"2021-01-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":"0","resultStr":"{\"title\":\"Redactioneel\",\"authors\":\"L. Willemsen\",\"doi\":\"10.5117/tvc2021.2.001.will\",\"DOIUrl\":null,\"url\":null,\"abstract\":\"In het strafrecht worden strafrechters geregeld geconfronteerd met verdachten en getuigen die liegen. Wanneer blijkt dat iemand niet de waarheid vertelt doordat hij verklaringen aflegt die elkaar tegenspreken of doordat uit andere objectieve bronnen blijkt dat de verklaring niet juist kan zijn, kan dit van invloed zijn op het oordeel over de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen, de geloofwaardigheid van een door de verdachte aangedragen scenario en de uiteindelijke overtuiging van de rechter. Echter, onder omstandigheden mag de rechter de ‘kennelijk leugenachtige verklaring’ ook rechtstreeks aan zijn bewijsbeslissing ten grondslag leggen door die verklaring als redengevend bewijsmiddel in de bewijsconstructie op te nemen. Het gaat hier echter om een vreemde eend in de bijt van het strafrechtelijk bewijsrecht, waar immers als uitgangspunt geldt dat bewijsmateriaal (voldoende) betrouwbaar of deugdelijk moet zijn om ook ‘redengevend’ te kunnen zijn voor het bewijs. Ook vanuit een perspectief van geldige kennisverwerving geldt dat waarheidsgetrouwheid één van de voorwaarden is om tot ‘ware’ kennis of gerechtvaardigd geloof te komen. Bij het gebruik van een kennelijk leugenachtige verklaring wordt echter door de rechter een als onbetrouwbaar beoordeelde verklaring redengevend geacht voor de bewijsbeslissing. Daarbij mag worden aangenomen dat niet de inhoud van de verklaring redengevend is voor het bewijs (want daarvan stelt de rechter nu juist vast dat deze niet klopt), maar de constatering dat de persoon in kwestie kennelijk liegt. Het gaat dus om de opstelling van de verdachte, waaruit men iets tracht af te leiden over wat er in werkelijkheid is gebeurd. Het gebruik van leugenachtige verklaringen is sinds jaar en dag mogelijk in het strafrecht, maar vanuit de literatuur herhaaldelijk bekritiseerd. Niet alleen omdat daar vanuit epistemologisch perspectief de nodige haken en ogen aan zitten, maar ook vanwege de spanning met het nemo tenetur-beginsel dat inhoudt dat een verdachte niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Onlangs wees de Hoge Raad arrest in een zaak waarin deze problematiek twee keer aan de orde was. Het hof had namelijk twee verklaringen als kennelijk leugenachtig bestempeld en aan zijn bewijsbeslissing ten grondslag gelegd; één verklaring was afkomstig van de verdachte (klager) en de andere van een medeverdachte. Het ging in deze zaak om een gewapende overval waarbij een restauranthouder in Zoetermeer werd neergeschoten en diens hond doodgeschoten. Zowel de verdachte als de medeverdachte kwam met een alternatief scenario. De verdachte hield vol ten tijde van de overval niet in Zoetermeer te zijn geweest, maar in Amsterdam waar hij de hele avond aan het wiet knippen was. De medeverdachte stelde op het moment van de overval bij zijn vriendin te zijn geweest. Beide mannen ontkenden de bewuste avond in elkaars aanwezigheid te hebben doorgebracht. Het hof kwam na een uitvoerige overweging tot de conclusie dat de verklaring van de medeverdachte niet kon kloppen en merkte beide verklaringen aan als leugenachtig. Het is vaste jurisprudentie dat de rechter een verklaring als leugenachtig voor het bewijs mag gebruiken wanneer deze leugenachtigheid ‘kennelijk’ is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen. Voorwaarde is wel dat dit\",\"PeriodicalId\":42008,\"journal\":{\"name\":\"Tijdschrift Voor Communicatiewetenschap\",\"volume\":\"14 1\",\"pages\":\"\"},\"PeriodicalIF\":0.3000,\"publicationDate\":\"2021-01-01\",\"publicationTypes\":\"Journal Article\",\"fieldsOfStudy\":null,\"isOpenAccess\":false,\"openAccessPdf\":\"\",\"citationCount\":\"0\",\"resultStr\":null,\"platform\":\"Semanticscholar\",\"paperid\":null,\"PeriodicalName\":\"Tijdschrift Voor Communicatiewetenschap\",\"FirstCategoryId\":\"98\",\"ListUrlMain\":\"https://doi.org/10.5117/tvc2021.2.001.will\",\"RegionNum\":4,\"RegionCategory\":\"文学\",\"ArticlePicture\":[],\"TitleCN\":null,\"AbstractTextCN\":null,\"PMCID\":null,\"EPubDate\":\"\",\"PubModel\":\"\",\"JCR\":\"Q4\",\"JCRName\":\"COMMUNICATION\",\"Score\":null,\"Total\":0}","platform":"Semanticscholar","paperid":null,"PeriodicalName":"Tijdschrift Voor Communicatiewetenschap","FirstCategoryId":"98","ListUrlMain":"https://doi.org/10.5117/tvc2021.2.001.will","RegionNum":4,"RegionCategory":"文学","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":null,"EPubDate":"","PubModel":"","JCR":"Q4","JCRName":"COMMUNICATION","Score":null,"Total":0}
引用次数: 0

摘要

在刑法中,刑事法官经常遇到说谎的嫌疑犯和证人。如果有人不矛盾的说真话,因为他发表声明,或者因为其他客观来源表明,声明可能是不正确的,这可能影响判断的可靠性声明的可信度,被告提出的场景和最终法官的信念。然而,在某些情况下,法院也可以直接将“明显的谎言陈述”作为其决定的证据基础,将其作为推理证据纳入证据结构。然而,我们在这里讨论的是刑法证据法的一个例外,在刑法中,证据必须(足够)可靠或可靠,以便能够“推理”证据。从有效的知识获取的角度来看,真理是获得“真正的”知识或合法信仰的条件之一。然而,在使用明显虚假的陈述时,法官认为不可靠的陈述是决定证据的理由。在这种情况下,可以假定的证据不是陈述的内容(因为法官认为这是不正确的),而是这个人显然在撒谎的结论。因此,这是关于嫌疑人的态度,人们试图从中推断出实际发生的事情。多年来,在刑法中使用虚假陈述一直是可能的,但从文献中反复受到批评。不仅因为从认识论的角度来看,这是有问题的,而且还因为与尼莫·特内图尔原则的紧张关系,根据这一原则,嫌疑犯不必参与自己的定罪。最近,最高法院对一个案件作出了判决,其中这个问题被提了两次。法院认为有两项声明显然是不真实的,并以此作为其证据的基础;一份来自被告(投诉人),另一份来自共同被告。这起案件涉及一场武装抢劫,一名餐馆老板在Zoetermeer被枪杀,他的狗被枪杀。嫌疑人和共同嫌疑人都提出了另一种方案。这名嫌疑人坚持说,他不是在Zoetermeer,而是在阿姆斯特丹,在那里他整晚都在修剪大麻。同案被告声称他在抢劫时和他的女朋友在一起。两人都否认在对方面前度过了那个夜晚。经过长时间的考虑,法院得出结论,共同被告的声明是不正确的,并认为这两项声明都是谎言。这是一个既定的判例法,法官可以使用一个声明作为证据的谎言,当这种谎言是“明显的”,是为了掩盖真相。条件是这样
本文章由计算机程序翻译,如有差异,请以英文原文为准。
查看原文
分享 分享
微信好友 朋友圈 QQ好友 复制链接
本刊更多论文
Redactioneel
In het strafrecht worden strafrechters geregeld geconfronteerd met verdachten en getuigen die liegen. Wanneer blijkt dat iemand niet de waarheid vertelt doordat hij verklaringen aflegt die elkaar tegenspreken of doordat uit andere objectieve bronnen blijkt dat de verklaring niet juist kan zijn, kan dit van invloed zijn op het oordeel over de betrouwbaarheid van de afgelegde verklaringen, de geloofwaardigheid van een door de verdachte aangedragen scenario en de uiteindelijke overtuiging van de rechter. Echter, onder omstandigheden mag de rechter de ‘kennelijk leugenachtige verklaring’ ook rechtstreeks aan zijn bewijsbeslissing ten grondslag leggen door die verklaring als redengevend bewijsmiddel in de bewijsconstructie op te nemen. Het gaat hier echter om een vreemde eend in de bijt van het strafrechtelijk bewijsrecht, waar immers als uitgangspunt geldt dat bewijsmateriaal (voldoende) betrouwbaar of deugdelijk moet zijn om ook ‘redengevend’ te kunnen zijn voor het bewijs. Ook vanuit een perspectief van geldige kennisverwerving geldt dat waarheidsgetrouwheid één van de voorwaarden is om tot ‘ware’ kennis of gerechtvaardigd geloof te komen. Bij het gebruik van een kennelijk leugenachtige verklaring wordt echter door de rechter een als onbetrouwbaar beoordeelde verklaring redengevend geacht voor de bewijsbeslissing. Daarbij mag worden aangenomen dat niet de inhoud van de verklaring redengevend is voor het bewijs (want daarvan stelt de rechter nu juist vast dat deze niet klopt), maar de constatering dat de persoon in kwestie kennelijk liegt. Het gaat dus om de opstelling van de verdachte, waaruit men iets tracht af te leiden over wat er in werkelijkheid is gebeurd. Het gebruik van leugenachtige verklaringen is sinds jaar en dag mogelijk in het strafrecht, maar vanuit de literatuur herhaaldelijk bekritiseerd. Niet alleen omdat daar vanuit epistemologisch perspectief de nodige haken en ogen aan zitten, maar ook vanwege de spanning met het nemo tenetur-beginsel dat inhoudt dat een verdachte niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling. Onlangs wees de Hoge Raad arrest in een zaak waarin deze problematiek twee keer aan de orde was. Het hof had namelijk twee verklaringen als kennelijk leugenachtig bestempeld en aan zijn bewijsbeslissing ten grondslag gelegd; één verklaring was afkomstig van de verdachte (klager) en de andere van een medeverdachte. Het ging in deze zaak om een gewapende overval waarbij een restauranthouder in Zoetermeer werd neergeschoten en diens hond doodgeschoten. Zowel de verdachte als de medeverdachte kwam met een alternatief scenario. De verdachte hield vol ten tijde van de overval niet in Zoetermeer te zijn geweest, maar in Amsterdam waar hij de hele avond aan het wiet knippen was. De medeverdachte stelde op het moment van de overval bij zijn vriendin te zijn geweest. Beide mannen ontkenden de bewuste avond in elkaars aanwezigheid te hebben doorgebracht. Het hof kwam na een uitvoerige overweging tot de conclusie dat de verklaring van de medeverdachte niet kon kloppen en merkte beide verklaringen aan als leugenachtig. Het is vaste jurisprudentie dat de rechter een verklaring als leugenachtig voor het bewijs mag gebruiken wanneer deze leugenachtigheid ‘kennelijk’ is en is afgelegd om de waarheid te bemantelen. Voorwaarde is wel dat dit
求助全文
通过发布文献求助,成功后即可免费获取论文全文。 去求助
来源期刊
CiteScore
0.30
自引率
50.00%
发文量
18
期刊最新文献
Striking the Right Pose Het belang van spel en creativiteit bij digitale ongelijkheid en het Internet of Things Bijdragen, geordend naar achternaam eerste auteur Etmaal van de Communicatiewetenschap Enschede Voedselverleidingen op televisie
×
引用
GB/T 7714-2015
复制
MLA
复制
APA
复制
导出至
BibTeX EndNote RefMan NoteFirst NoteExpress
×
×
提示
您的信息不完整,为了账户安全,请先补充。
现在去补充
×
提示
您因"违规操作"
具体请查看互助需知
我知道了
×
提示
现在去查看 取消
×
提示
确定
0
微信
客服QQ
Book学术公众号 扫码关注我们
反馈
×
意见反馈
请填写您的意见或建议
请填写您的手机或邮箱
已复制链接
已复制链接
快去分享给好友吧!
我知道了
×
扫码分享
扫码分享
Book学术官方微信
Book学术文献互助
Book学术文献互助群
群 号:481959085
Book学术
文献互助 智能选刊 最新文献 互助须知 联系我们:info@booksci.cn
Book学术提供免费学术资源搜索服务,方便国内外学者检索中英文文献。致力于提供最便捷和优质的服务体验。
Copyright © 2023 Book学术 All rights reserved.
ghs 京公网安备 11010802042870号 京ICP备2023020795号-1