{"title":"[j] .资源开发与资源开发[m] .北京:上海交通大学。寄生、稀缺、基本收入。","authors":"M. Davidson","doi":"10.5860/choice.47-4333","DOIUrl":null,"url":null,"abstract":"Bij parasitaire relaties haalt de ene partij voordeel uit het bestaan van de andere, maar zou de andere partij beter af zijn geweest als de eerste niet had bestaan. Uit de natuur zijn dergelijke relaties tussen parasiet en ‘gastheer’ uiteraard bekend, maar ook in het maatschappelijk verkeer komen ze voor. Sommige van deze parasitaire relaties zijn moreel onproblematisch. Bijvoorbeeld wanneer het solidariteit betreft met mensen die zelf niet in staat zijn in hun levensonderhoud te voorzien. Parasitaire relaties zijn dan vanuit vele morele gezichtspunten acceptabel. Andere gevallen van parasitisme, zoals diefstal of slavernij, zijn juist onacceptabel en bij wet verboden. Dit zijn echter niet het type parasitaire relaties waarop Gijs van Donselaar zijn pijlen richt in The right to exploit. Er is ook parasitisme dat geen solidariteit betreft met hulpbehoevenden, maar toch wordt gelegitimeerd bij wet of in morele theorie. The right to exploit opent met een juridisch praktijkvoorbeeld uit 1895. Een Engelse grondeigenaar verlegde bewust de loop van een rivier, die eerder nog een gemeentelijk waterreservoir vulde, enkel om tegen betaling door de gemeente de oorspronkelijke loop van de rivier te herstellen. Hoewel de grondeigenaar voordeel haalde uit de aanwezigheid van de nabijgelegen gemeente, had de gemeente enkel nadeel van het bestaan van de grondeigenaar. Dat de House of Lords in de resulterende rechtszaak het parasitaire handelen van de grondeigenaar ook daadwerkelijk legitimeerde, botst met morele intuities. Dergelijk parasitisme is in strijd met het idee dat de rechtvaardige maatschappij een cooperatieve onderneming is ter wederzijds voordeel.","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"115 1","pages":"72-74"},"PeriodicalIF":0.0000,"publicationDate":"2011-01-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":"0","resultStr":"{\"title\":\"Parasieten in de milieugebruiksruimte [Bespreking van: G. van Donselaar (2009) The right to exploit. Parasitism, scarcity, basic income.]\",\"authors\":\"M. Davidson\",\"doi\":\"10.5860/choice.47-4333\",\"DOIUrl\":null,\"url\":null,\"abstract\":\"Bij parasitaire relaties haalt de ene partij voordeel uit het bestaan van de andere, maar zou de andere partij beter af zijn geweest als de eerste niet had bestaan. Uit de natuur zijn dergelijke relaties tussen parasiet en ‘gastheer’ uiteraard bekend, maar ook in het maatschappelijk verkeer komen ze voor. Sommige van deze parasitaire relaties zijn moreel onproblematisch. Bijvoorbeeld wanneer het solidariteit betreft met mensen die zelf niet in staat zijn in hun levensonderhoud te voorzien. Parasitaire relaties zijn dan vanuit vele morele gezichtspunten acceptabel. Andere gevallen van parasitisme, zoals diefstal of slavernij, zijn juist onacceptabel en bij wet verboden. Dit zijn echter niet het type parasitaire relaties waarop Gijs van Donselaar zijn pijlen richt in The right to exploit. Er is ook parasitisme dat geen solidariteit betreft met hulpbehoevenden, maar toch wordt gelegitimeerd bij wet of in morele theorie. The right to exploit opent met een juridisch praktijkvoorbeeld uit 1895. Een Engelse grondeigenaar verlegde bewust de loop van een rivier, die eerder nog een gemeentelijk waterreservoir vulde, enkel om tegen betaling door de gemeente de oorspronkelijke loop van de rivier te herstellen. Hoewel de grondeigenaar voordeel haalde uit de aanwezigheid van de nabijgelegen gemeente, had de gemeente enkel nadeel van het bestaan van de grondeigenaar. Dat de House of Lords in de resulterende rechtszaak het parasitaire handelen van de grondeigenaar ook daadwerkelijk legitimeerde, botst met morele intuities. Dergelijk parasitisme is in strijd met het idee dat de rechtvaardige maatschappij een cooperatieve onderneming is ter wederzijds voordeel.\",\"PeriodicalId\":38842,\"journal\":{\"name\":\"Krisis\",\"volume\":\"115 1\",\"pages\":\"72-74\"},\"PeriodicalIF\":0.0000,\"publicationDate\":\"2011-01-01\",\"publicationTypes\":\"Journal Article\",\"fieldsOfStudy\":null,\"isOpenAccess\":false,\"openAccessPdf\":\"\",\"citationCount\":\"0\",\"resultStr\":null,\"platform\":\"Semanticscholar\",\"paperid\":null,\"PeriodicalName\":\"Krisis\",\"FirstCategoryId\":\"1085\",\"ListUrlMain\":\"https://doi.org/10.5860/choice.47-4333\",\"RegionNum\":0,\"RegionCategory\":null,\"ArticlePicture\":[],\"TitleCN\":null,\"AbstractTextCN\":null,\"PMCID\":null,\"EPubDate\":\"\",\"PubModel\":\"\",\"JCR\":\"Q3\",\"JCRName\":\"Arts and Humanities\",\"Score\":null,\"Total\":0}","platform":"Semanticscholar","paperid":null,"PeriodicalName":"Krisis","FirstCategoryId":"1085","ListUrlMain":"https://doi.org/10.5860/choice.47-4333","RegionNum":0,"RegionCategory":null,"ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":null,"EPubDate":"","PubModel":"","JCR":"Q3","JCRName":"Arts and Humanities","Score":null,"Total":0}
引用次数: 0
摘要
在寄生关系中,一方利用另一方的存在,但如果第一方不存在,另一方会更好。在自然界中,寄生虫和“宿主”之间的这种关系是众所周知的,但它们也存在于社会交往中。有些寄生关系在道德上是没有问题的。例如,当它涉及到与那些无法养活自己的人的团结。从许多道德角度来看,寄生关系是可以接受的。其他寄生的例子,如偷窃或奴役,是不能接受的,是法律禁止的。然而,这些并不是Gijs van Donselaar瞄准的寄生关系。还有一种寄生关系,它与那些需要帮助的人无关,但却被法律或道德理论合法化。《剥削权》以1895年的一个法律案例开始。一位英国土地所有者故意改变了一条河的水流,而这条河以前曾填满了一个市政水库,只是为了恢复原来的水流,由市政当局支付费用。虽然土地所有者从附近社区的存在中获益,但由于土地所有者的存在,市政当局只处于不利地位。上议院在随后的诉讼中确实使地主的寄生行为合法化,这与道德直觉相冲突。这种寄生与公平社会是互利合作企业的观点是不一致的。
Parasieten in de milieugebruiksruimte [Bespreking van: G. van Donselaar (2009) The right to exploit. Parasitism, scarcity, basic income.]
Bij parasitaire relaties haalt de ene partij voordeel uit het bestaan van de andere, maar zou de andere partij beter af zijn geweest als de eerste niet had bestaan. Uit de natuur zijn dergelijke relaties tussen parasiet en ‘gastheer’ uiteraard bekend, maar ook in het maatschappelijk verkeer komen ze voor. Sommige van deze parasitaire relaties zijn moreel onproblematisch. Bijvoorbeeld wanneer het solidariteit betreft met mensen die zelf niet in staat zijn in hun levensonderhoud te voorzien. Parasitaire relaties zijn dan vanuit vele morele gezichtspunten acceptabel. Andere gevallen van parasitisme, zoals diefstal of slavernij, zijn juist onacceptabel en bij wet verboden. Dit zijn echter niet het type parasitaire relaties waarop Gijs van Donselaar zijn pijlen richt in The right to exploit. Er is ook parasitisme dat geen solidariteit betreft met hulpbehoevenden, maar toch wordt gelegitimeerd bij wet of in morele theorie. The right to exploit opent met een juridisch praktijkvoorbeeld uit 1895. Een Engelse grondeigenaar verlegde bewust de loop van een rivier, die eerder nog een gemeentelijk waterreservoir vulde, enkel om tegen betaling door de gemeente de oorspronkelijke loop van de rivier te herstellen. Hoewel de grondeigenaar voordeel haalde uit de aanwezigheid van de nabijgelegen gemeente, had de gemeente enkel nadeel van het bestaan van de grondeigenaar. Dat de House of Lords in de resulterende rechtszaak het parasitaire handelen van de grondeigenaar ook daadwerkelijk legitimeerde, botst met morele intuities. Dergelijk parasitisme is in strijd met het idee dat de rechtvaardige maatschappij een cooperatieve onderneming is ter wederzijds voordeel.