Beperkte kansen op een zorgeloze oude dag

IF 0.1 0 ARCHITECTURE Bulletin KNOB Pub Date : 2023-12-09 DOI:10.48003/knob.122.2023.4.809
B. Colenbrander
{"title":"Beperkte kansen op een zorgeloze oude dag","authors":"B. Colenbrander","doi":"10.48003/knob.122.2023.4.809","DOIUrl":null,"url":null,"abstract":"Gebouwen die na omstreeks 1965 zijn opgeleverd, hebben niet zomaar een goede kans om oud te worden, hoe robuust ze soms ook zijn. Ieder gebouw kan namelijk kapot, ongeacht leeftijd, bouwkundige toestand of architectonische kwaliteit. Zodra het idee postvat dat een gebouw in de weg staat, is de kans dat het plat gaat aanzienlijk. Dat is des te meer het geval als het gebouw zijn oorspronkelijke functie verloren heeft en boekhoudkundig is afgeschreven. In dit essayistische artikel wordt de stelling betrokken dat de functionalistische fixatie op doelmatigheid ook heeft doorgewerkt in de omgang met bestaande gebouwen en de intellectuele reflectie daarop. Zo maakt het welbekende schema van Stewart Brand onderscheid tussen de diverse materiële lagen van een gebouw, die ieder voor zich een verschillende houdbaarheid in de tijd zouden hebben. Dat wil echter in de praktijk niet zeggen dat die houdbaarheid ook gerespecteerd wordt: lang niet altijd wordt over een gebouw in redelijkheid beschikt, laat staan dat recht zou worden gedaan aan de materiële levensduur van de verschillende lagen van een gebouw. Desondanks kan aan Aldo Rossi’s vermaarde betoog omtrent de ‘permanenties’ van culturele waarde  van de stad nog steeds gevolg worden gegeven, voor wie aan de stad als cultureel project gehecht is geraakt. Het levensduurprobleem van architectuur uit de meer recente tijd wordt nog aangescherpt doordat gebouwen meer en meer als een neutrale voorziening, oftewel een commodity, worden aangemerkt. Daarmee kan naar believen worden gemanipuleerd, zonder dat de eventuele architectonische verdiensten daarbij in het oog worden gehouden. Twee hooggewaardeerde gebouwen van architect Herman Hertzberger ondervinden in de afgelopen jaren de strijd om het bestaan aan den lijve: het kantoor voor Centraal Beheer in Apeldoorn (1968-1972) en het Ministerie van Sociale Zaken in Den Haag (1979-1990). Beide gebouwen werden functioneel elastisch ontworpen. Dat maakte echter niet dat ze bestand zijn gebleken tegen de grilligheid van de onroerendgoedmarkt: het voortbestaan van beide gebouwen staat in 2023 op het spel. Paradoxaal genoeg is de tweede in dit artikel gepresenteerde casus hoopvoller, terwijl het nota bene een gebouw betreft dat allerminst als aanpasbaar ontworpen werd. Het is het kantoor van het drinkwaterbedrijf Kralingen in Rotterdam (1973-1979) van Wim Quist. Leidde het aanvankelijke idee voor de aanpassing van dit gebouw tot conflict, door bemiddeling kwam naderhand een architectonisch overtuigende oplossing beschikbaar die aanvaardbaar was voor alle betrokken partijen, inclusief de oorspronkelijke architect.                            ","PeriodicalId":52053,"journal":{"name":"Bulletin KNOB","volume":"11 3","pages":""},"PeriodicalIF":0.1000,"publicationDate":"2023-12-09","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":"0","resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":null,"PeriodicalName":"Bulletin KNOB","FirstCategoryId":"1085","ListUrlMain":"https://doi.org/10.48003/knob.122.2023.4.809","RegionNum":0,"RegionCategory":null,"ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":null,"EPubDate":"","PubModel":"","JCR":"0","JCRName":"ARCHITECTURE","Score":null,"Total":0}
引用次数: 0

Abstract

Gebouwen die na omstreeks 1965 zijn opgeleverd, hebben niet zomaar een goede kans om oud te worden, hoe robuust ze soms ook zijn. Ieder gebouw kan namelijk kapot, ongeacht leeftijd, bouwkundige toestand of architectonische kwaliteit. Zodra het idee postvat dat een gebouw in de weg staat, is de kans dat het plat gaat aanzienlijk. Dat is des te meer het geval als het gebouw zijn oorspronkelijke functie verloren heeft en boekhoudkundig is afgeschreven. In dit essayistische artikel wordt de stelling betrokken dat de functionalistische fixatie op doelmatigheid ook heeft doorgewerkt in de omgang met bestaande gebouwen en de intellectuele reflectie daarop. Zo maakt het welbekende schema van Stewart Brand onderscheid tussen de diverse materiële lagen van een gebouw, die ieder voor zich een verschillende houdbaarheid in de tijd zouden hebben. Dat wil echter in de praktijk niet zeggen dat die houdbaarheid ook gerespecteerd wordt: lang niet altijd wordt over een gebouw in redelijkheid beschikt, laat staan dat recht zou worden gedaan aan de materiële levensduur van de verschillende lagen van een gebouw. Desondanks kan aan Aldo Rossi’s vermaarde betoog omtrent de ‘permanenties’ van culturele waarde  van de stad nog steeds gevolg worden gegeven, voor wie aan de stad als cultureel project gehecht is geraakt. Het levensduurprobleem van architectuur uit de meer recente tijd wordt nog aangescherpt doordat gebouwen meer en meer als een neutrale voorziening, oftewel een commodity, worden aangemerkt. Daarmee kan naar believen worden gemanipuleerd, zonder dat de eventuele architectonische verdiensten daarbij in het oog worden gehouden. Twee hooggewaardeerde gebouwen van architect Herman Hertzberger ondervinden in de afgelopen jaren de strijd om het bestaan aan den lijve: het kantoor voor Centraal Beheer in Apeldoorn (1968-1972) en het Ministerie van Sociale Zaken in Den Haag (1979-1990). Beide gebouwen werden functioneel elastisch ontworpen. Dat maakte echter niet dat ze bestand zijn gebleken tegen de grilligheid van de onroerendgoedmarkt: het voortbestaan van beide gebouwen staat in 2023 op het spel. Paradoxaal genoeg is de tweede in dit artikel gepresenteerde casus hoopvoller, terwijl het nota bene een gebouw betreft dat allerminst als aanpasbaar ontworpen werd. Het is het kantoor van het drinkwaterbedrijf Kralingen in Rotterdam (1973-1979) van Wim Quist. Leidde het aanvankelijke idee voor de aanpassing van dit gebouw tot conflict, door bemiddeling kwam naderhand een architectonisch overtuigende oplossing beschikbaar die aanvaardbaar was voor alle betrokken partijen, inclusief de oorspronkelijke architect.                            
查看原文
分享 分享
微信好友 朋友圈 QQ好友 复制链接
本刊更多论文
无忧无虑安享晚年的机会有限
1965年以后建成的建筑,无论多么坚固,都有很好的老化机会。任何建筑都可能被破坏,无论它的年龄、结构状况或建筑质量如何。一旦有人认为一座建筑挡住了你的路,它被夷为平地的机会就相当大了。如果这座建筑失去了原有的功能,并在会计上被冲销,情况就更糟了。在这篇散文式的文章中,我们发现功能主义对效率的执着也影响了对现有建筑的处理和对它们的智力思考。例如,著名的Stewart Brand方案区分了建筑的不同材料层,每一层都有不同的保质期。然而,在实践中,这并不意味着这种可持续性也得到了尊重:建筑物并不总是得到合理的使用,更不用说考虑到建筑物各层的材料寿命了。尽管如此,阿尔多·罗西关于城市文化价值的“持久性”的著名论点仍然可以被那些已经开始把城市作为一个文化项目的人所接受。最近建筑的寿命问题变得更加严重,因为建筑越来越被认为是一种中立的供应或商品。因此,它可以被任意操纵,而不考虑任何可能的建筑价值。近年来,建筑师赫尔曼·赫茨伯格(Herman Hertzberger)设计的两座备受推崇的建筑正在为生存而战:阿珀尔多伦(Apeldoorn)的中央管理办公室(1968-1972)和海牙的社会事务部(1979-1990)。这两座建筑都是功能弹性设计的。然而,这并不能证明他们能够承受房地产市场的动荡:这两座建筑在2023年的生存岌岌可危。矛盾的是,本文中提出的第二个案例更有希望,尽管它涉及的建筑绝不是可定制的。它是Wim Quist在鹿特丹的Kralingen饮用水公司的办公室(1973-1979)。改造这座建筑的最初想法导致了冲突,随后通过调解达成了一个建筑上令人信服的解决方案,所有相关方都能接受,包括最初的建筑师。
本文章由计算机程序翻译,如有差异,请以英文原文为准。
求助全文
约1分钟内获得全文 去求助
来源期刊
Bulletin KNOB
Bulletin KNOB ARCHITECTURE-
CiteScore
0.50
自引率
0.00%
发文量
21
审稿时长
12 weeks
期刊最新文献
BRUUT Kunststof dromen Beperkte kansen op een zorgeloze oude dag Utrecht bouwt 1945-1975 | Post 65 - Een turbulente tijd | Experimentele woningbouw in Nederland 1968-1980 Vormgeven aan ontmoeting
×
引用
GB/T 7714-2015
复制
MLA
复制
APA
复制
导出至
BibTeX EndNote RefMan NoteFirst NoteExpress
×
×
提示
您的信息不完整,为了账户安全,请先补充。
现在去补充
×
提示
您因"违规操作"
具体请查看互助需知
我知道了
×
提示
现在去查看 取消
×
提示
确定
0
微信
客服QQ
Book学术公众号 扫码关注我们
反馈
×
意见反馈
请填写您的意见或建议
请填写您的手机或邮箱
已复制链接
已复制链接
快去分享给好友吧!
我知道了
×
扫码分享
扫码分享
Book学术官方微信
Book学术文献互助
Book学术文献互助群
群 号:481959085
Book学术
文献互助 智能选刊 最新文献 互助须知 联系我们:info@booksci.cn
Book学术提供免费学术资源搜索服务,方便国内外学者检索中英文文献。致力于提供最便捷和优质的服务体验。
Copyright © 2023 Book学术 All rights reserved.
ghs 京公网安备 11010802042870号 京ICP备2023020795号-1