Pub Date : 2024-07-11DOI: 10.21827/32.8310/2024-04
Anneke Dubbeld, Anoek Scheffer, Tessel Boerma
Doel: In deze studie werd onderzocht in hoeverre taaluitingen van jonge kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) tijdens een naverteltaak (semigestructureerde context) aanvullende informatie bieden over hun grammaticale vaardigheden en ontwikkeling naast taaluitingen tijdens een spelsituatie (niet-gestructureerde context). De resultaten van dit onderzoek kunnen logopedisten en klinisch linguïsten helpen bij het kiezen van een gepaste elicitatiecontext voor een spontane taalanalyse, waarmee grammaticale ontwikkeling gemonitord kan worden en goede behandeldoelen opgesteld kunnen worden. Methode: Taalsamples van 27 kinderen met (een vermoeden van) TOS, in de leeftijd van drie tot zes jaar oud, werden onderzocht op twee meetmomenten met een interval van drie maanden. De kinderen zijn verdeeld in twee leeftijdsgroepen. Er is een vergelijking gemaakt tussen uitingen in een combinatiecontext (naverteltaak + spelsituatie) en uitingen in enkel een spelsituatie. Per meetmoment is het effect van elicitatiecontext op grammaticale complexiteit, diversiteit en correctheid geanalyseerd. Ook is gekeken naar het effect van elicitatiecontext op de grammaticale ontwikkeling tussen de meetmomenten. Resultaten: De resultaten laten zien dat de grammaticale complexiteit en diversiteit bij vijf- en zes-jarigen hoger zijn als een verteltaak wordt meegenomen in het taalsample, ten opzichte van enkel spontane taaluitingen tijdens een spelsituatie. Bij drie- en vierjarigen is geen effect van elicitatiecontext gevonden. Werkwoordvervoeging is bij beide leeftijdsgroepen minder correct als er een verteltaak wordt meegenomen. De elicitatiecontext heeft geen invloed op de grammaticale ontwikkeling over tijd. Conclusies: De huidige studie laat zien dat verteltaken complexere en meer diverse uitingen uitlokken bij vijf- en zesjarige kinderen met TOS dan een spelsituatie. Verteltaken geven inzicht in grammaticale sterktes en zwaktes van deze kinderen die niet aan het licht zouden komen als alleen naar een spelsituatie wordt gekeken. Dit benadrukt het belang voor de klinische praktijk om na te denken over de elicitatiecontext van een spontane taalanalyse voor het opstellen van behandeldoelen.
目的:本研究探讨了语言发育障碍(TOS)幼儿在复述任务(半结构化情境)中的语言表达,与在游戏情境(非结构化情境)中的语言表达相比,能在多大程度上提供有关其语法技能和发展的额外信息。本研究的结果可帮助言语治疗师和临床语言学家选择适当的诱导情境进行自发语言分析,从而用于监测语法发展和设定适当的治疗目标。方法:对 27 名患有(疑似)TOS 的三至六岁儿童的语言样本进行了两次测量,每次测量间隔三个月。这些儿童被分为两个年龄组。他们在组合情境(复述任务+游戏情境)和仅在游戏情境中说出的话语之间进行了比较。在每个测量时刻,分析了诱导情境对语法复杂性、多样性和正确性的影响。此外,还研究了诱导情境对不同测量时刻之间语法发展的影响。 结果显示结果表明,在语言样本中加入叙述任务时,五岁和六岁儿童的语法复杂性和多样性要高于游戏情境中的自发语言表达。在三岁和四岁儿童中,没有发现诱发语境的影响。在两个年龄组中,如果加入叙述任务,动词连接的正确率都会降低。随着时间的推移,诱发情境对语法发展没有影响。结论本研究表明,与游戏情境相比,叙事任务能让五六岁的 TOS 儿童说出更复杂、更多样的语句。叙事任务能让我们深入了解这些儿童的语法强项和弱项,而如果只考虑游戏情境,这些强项和弱项是无法显现出来的。这凸显了临床实践中考虑自发语言分析的诱导情境对设定治疗目标的重要性。
{"title":"De toegevoegde waarde van naverteltaken in spontane taalanalyses bij jonge kinderen met een taalontwikkelingsstoornis","authors":"Anneke Dubbeld, Anoek Scheffer, Tessel Boerma","doi":"10.21827/32.8310/2024-04","DOIUrl":"https://doi.org/10.21827/32.8310/2024-04","url":null,"abstract":"Doel: In deze studie werd onderzocht in hoeverre taaluitingen van jonge kinderen met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) tijdens een naverteltaak (semigestructureerde context) aanvullende informatie bieden over hun grammaticale vaardigheden en ontwikkeling naast taaluitingen tijdens een spelsituatie (niet-gestructureerde context). De resultaten van dit onderzoek kunnen logopedisten en klinisch linguïsten helpen bij het kiezen van een gepaste elicitatiecontext voor een spontane taalanalyse, waarmee grammaticale ontwikkeling gemonitord kan worden en goede behandeldoelen opgesteld kunnen worden. \u0000Methode: Taalsamples van 27 kinderen met (een vermoeden van) TOS, in de leeftijd van drie tot zes jaar oud, werden onderzocht op twee meetmomenten met een interval van drie maanden. De kinderen zijn verdeeld in twee leeftijdsgroepen. Er is een vergelijking gemaakt tussen uitingen in een combinatiecontext (naverteltaak + spelsituatie) en uitingen in enkel een spelsituatie. Per meetmoment is het effect van elicitatiecontext op grammaticale complexiteit, diversiteit en correctheid geanalyseerd. Ook is gekeken naar het effect van elicitatiecontext op de grammaticale ontwikkeling tussen de meetmomenten. \u0000Resultaten: De resultaten laten zien dat de grammaticale complexiteit en diversiteit bij vijf- en zes-jarigen hoger zijn als een verteltaak wordt meegenomen in het taalsample, ten opzichte van enkel spontane taaluitingen tijdens een spelsituatie. Bij drie- en vierjarigen is geen effect van elicitatiecontext gevonden. Werkwoordvervoeging is bij beide leeftijdsgroepen minder correct als er een verteltaak wordt meegenomen. De elicitatiecontext heeft geen invloed op de grammaticale ontwikkeling over tijd. \u0000Conclusies: De huidige studie laat zien dat verteltaken complexere en meer diverse uitingen uitlokken bij vijf- en zesjarige kinderen met TOS dan een spelsituatie. Verteltaken geven inzicht in grammaticale sterktes en zwaktes van deze kinderen die niet aan het licht zouden komen als alleen naar een spelsituatie wordt gekeken. Dit benadrukt het belang voor de klinische praktijk om na te denken over de elicitatiecontext van een spontane taalanalyse voor het opstellen van behandeldoelen.","PeriodicalId":38590,"journal":{"name":"Stem-, Spraak- en Taalpathologie","volume":"78 4","pages":""},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2024-07-11","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"141657828","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Een verslag van het jaarlijkse symposium van de Nederlandse Vereniging voor Stem-, Spraak- en Taalpathologie (NVSST) gehouden op vrijdag 15 maart 2024.
{"title":"Symposiumverslag NVSST 2024","authors":"Frits van Brenk","doi":"10.21827/32.8310/2024-1","DOIUrl":"https://doi.org/10.21827/32.8310/2024-1","url":null,"abstract":"Een verslag van het jaarlijkse symposium van de Nederlandse Vereniging voor Stem-, Spraak- en Taalpathologie (NVSST) gehouden op vrijdag 15 maart 2024.","PeriodicalId":38590,"journal":{"name":"Stem-, Spraak- en Taalpathologie","volume":"79 5","pages":""},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2024-04-23","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"140667897","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Pub Date : 2023-06-06DOI: 10.21827/32.8310/2023-27
Frits van Brenk
Een verslag van het jaarlijkse symposium van de Nederlandse Vereniging voor Stem-, Spraak- en Taalpathologie (NVSST) gehouden op vrijdag 10 maart 2023.
荷兰语音、语言和语言病理学协会(NVSST)于2023年3月10日星期五举行的年度研讨会的报告。
{"title":"Symposiumverslag NVSST 2023","authors":"Frits van Brenk","doi":"10.21827/32.8310/2023-27","DOIUrl":"https://doi.org/10.21827/32.8310/2023-27","url":null,"abstract":"Een verslag van het jaarlijkse symposium van de Nederlandse Vereniging voor Stem-, Spraak- en Taalpathologie (NVSST) gehouden op vrijdag 10 maart 2023.","PeriodicalId":38590,"journal":{"name":"Stem-, Spraak- en Taalpathologie","volume":"1 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2023-06-06","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"80188994","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Pub Date : 2023-03-07DOI: 10.21827/32.8310/2023-01
Trudi De Koning, H. Versnel, Joost Meekes, Olga Braams, A. Jennekens-Schinkel
Achtergrond en doel Kinderen met epilepsie scoren bij taalonderzoek meestal significant lager dan gezonde leeftijdgenoten. Tot beter begrip hiervan vergeleken wij kinderen met farmacoresistente epilepsie met gezonde leeftijdgenoten in een benoemtaak als index van het lexicon. Onderzoeksvragen waren: verschillen de groepen in aantallen goede benoemingen en/of in hoeveelheid baat bij geboden hulp; hebben verwervingsleeftijd en gebruiksfrequentie van de woorden (namen van de afgebeelde voorwerpen) invloed; zijn de verschillen door de kindertijd heen gelijk; en is invloed vaststelbaar van epilepsievariabelen, demografische variabelen (leeftijd, geslacht, intelligentiequotiënt), en van de omgevingsvariabele opleiding van de ouders. Methode Vijfenveertig kinderen met farmacoresistente epilepsie (leeftijd 3,4 - 17,9 jaar; 20 meisjes) en 86 gezonde, per patiënt op geslacht en leeftijd gematchte kinderen/jongeren benoemden lijntekeningen van voorwerpen die verwezen naar vroeggeleerde hoogfrequente (VH), vroeggeleerde laagfrequente (VL) en laatgeleerde laagfrequente woorden (LL). Bij een willekeurig deel van de onjuiste of uitblijvende benoemingen gaf de onderzoeker hulp door een vraag te stellen naar de functie van het afgebeelde voorwerp. Als dat niet hielp, volgde een fonologische aanwijzing. Goede benoemingen en baat bij de hulp werden per categorie woorden geanalyseerd. Groepsverschillen werden niet-parametrisch getoetst. Exploratief werden met lineaire regressie ziekte- en andere invloeden geanalyseerd. Resultaten Er was geen significant verschil in de percentages epilepsie- en controlekinderen die direct alle plaatjes goed benoemden. Ook de percentages kinderen die baat hadden bij hulp verschilden niet significant tussen beide groepen. Wel waren de gemiddelde benoemscores van de kinderen met epilepsie lager dan die van de controlekinderen. Dit groepsverschil verdween met toenemende leeftijd in de VH- en VL-woorden maar niet in de LL-woorden. De baat bij hulp nam in beide groepen toe met de leeftijd als het ging om VH- en VL-woorden. Voor LL-woorden toonde de epilepsiegroep minder leeftijdgebonden toename. Hoe vroeger in het leven de epilepsie was ontstaan, des te zwakker was het benoemen van de plaatjes die verwezen naar LL-woorden. Conclusie Kinderen met farmacoresistente epilepsie kunnen hun achterstand in ontwikkeling van het lexicon althans voor vroeg geleerde woorden inhalen. Ook bij kinderen met epilepsie stimuleert hulp (i.c. vragen naar de functie van het voorwerp of een fonologische aanwijzing) het zoeken in het lexicon.
{"title":"Lexicale achterstand van kinderen met farmacoresistente epilepsie is leeftijdsafhankelijk - Een onderzoek naar benoemen van afbeeldingen","authors":"Trudi De Koning, H. Versnel, Joost Meekes, Olga Braams, A. Jennekens-Schinkel","doi":"10.21827/32.8310/2023-01","DOIUrl":"https://doi.org/10.21827/32.8310/2023-01","url":null,"abstract":"Achtergrond en doel\u0000Kinderen met epilepsie scoren bij taalonderzoek meestal significant lager dan gezonde leeftijdgenoten. Tot beter begrip hiervan vergeleken wij kinderen met farmacoresistente epilepsie met gezonde leeftijdgenoten in een benoemtaak als index van het lexicon. Onderzoeksvragen waren: verschillen de groepen in aantallen goede benoemingen en/of in hoeveelheid baat bij geboden hulp; hebben verwervingsleeftijd en gebruiksfrequentie van de woorden (namen van de afgebeelde voorwerpen) invloed; zijn de verschillen door de kindertijd heen gelijk; en is invloed vaststelbaar van epilepsievariabelen, demografische variabelen (leeftijd, geslacht, intelligentiequotiënt), en van de omgevingsvariabele opleiding van de ouders.\u0000Methode\u0000Vijfenveertig kinderen met farmacoresistente epilepsie (leeftijd 3,4 - 17,9 jaar; 20 meisjes) en 86 gezonde, per patiënt op geslacht en leeftijd gematchte kinderen/jongeren benoemden lijntekeningen van voorwerpen die verwezen naar vroeggeleerde hoogfrequente (VH), vroeggeleerde laagfrequente (VL) en laatgeleerde laagfrequente woorden (LL).\u0000Bij een willekeurig deel van de onjuiste of uitblijvende benoemingen gaf de onderzoeker hulp door een vraag te stellen naar de functie van het afgebeelde voorwerp. Als dat niet hielp, volgde een fonologische aanwijzing. Goede benoemingen en baat bij de hulp werden per categorie woorden geanalyseerd. Groepsverschillen werden niet-parametrisch getoetst. Exploratief werden met lineaire regressie ziekte- en andere invloeden geanalyseerd.\u0000Resultaten\u0000Er was geen significant verschil in de percentages epilepsie- en controlekinderen die direct alle plaatjes goed benoemden. Ook de percentages kinderen die baat hadden bij hulp verschilden niet significant tussen beide groepen. Wel waren de gemiddelde benoemscores van de kinderen met epilepsie lager dan die van de controlekinderen. Dit groepsverschil verdween met toenemende leeftijd in de VH- en VL-woorden maar niet in de LL-woorden. De baat bij hulp nam in beide groepen toe met de leeftijd als het ging om VH- en VL-woorden. Voor LL-woorden toonde de epilepsiegroep minder leeftijdgebonden toename. Hoe vroeger in het leven de epilepsie was ontstaan, des te zwakker was het benoemen van de plaatjes die verwezen naar LL-woorden.\u0000Conclusie\u0000Kinderen met farmacoresistente epilepsie kunnen hun achterstand in ontwikkeling van het lexicon althans voor vroeg geleerde woorden inhalen. Ook bij kinderen met epilepsie stimuleert hulp (i.c. vragen naar de functie van het voorwerp of een fonologische aanwijzing) het zoeken in het lexicon.","PeriodicalId":38590,"journal":{"name":"Stem-, Spraak- en Taalpathologie","volume":"33 4 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2023-03-07","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"80124408","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Pub Date : 2022-11-09DOI: 10.21827/32.8310/2022-sa
Redactie Sstp
Abstracts and programme of the International Science of Aphasia Conference, University of Bordeaux, September 12-15, 2022
国际失语症科学会议,波尔多大学,2022年9月12-15日
{"title":"Abstracts of the International Science of Aphasia Conference, University of Bordeaux, September 2022","authors":"Redactie Sstp","doi":"10.21827/32.8310/2022-sa","DOIUrl":"https://doi.org/10.21827/32.8310/2022-sa","url":null,"abstract":"Abstracts and programme of the International Science of Aphasia Conference, University of Bordeaux, September 12-15, 2022","PeriodicalId":38590,"journal":{"name":"Stem-, Spraak- en Taalpathologie","volume":"38 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2022-11-09","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"88251720","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Pub Date : 2022-11-05DOI: 10.21827/32.8310/2022-sg-145
L. Odijk, Jolien Faes
This study aimed to investigate the development of the production of place of articulation of three children with auditory brainstem implants (ABI) in spontaneous speech production. The main participants were three children implanted with an ABI. They were compared against two different control groups: children with a cochlear implant (CI) and children with normal hearing (NH). Data was obtained fromspontaneous speech between the children and their caregivers. For each word production, the place of articulation of both the target word as the child’s own production was identified. This was broadly identified in three categories: labial, coronal and dorsal. The analysis revealed that in general, the coronal place of articulation was most used in all children’s own production, as well as in the target words, except for one child with ABI, who showed a preference for labials. In terms of accuracy, labial place of articulation was produced more accurately than the coronal place of articulation for all children. The dorsal place of articulation had very low accuracy probabilities. Children with ABI had the lowest accuracy rates. When the place of articulation was not correctly produced, they were often omitted instead of replaced by another place of articulation. It was concluded that the children with ABI benefit from their device, but still have a long way to go to catch up to their peers. It is suggested that sign language is needed to guarantee smooth communication. Keywords: auditory brainstem implantation; pediatric; oral language, place of articulation;labial; coronal; dorsal
{"title":"Auditory brainstem implantation in children: the case of place of articulation","authors":"L. Odijk, Jolien Faes","doi":"10.21827/32.8310/2022-sg-145","DOIUrl":"https://doi.org/10.21827/32.8310/2022-sg-145","url":null,"abstract":"This study aimed to investigate the development of the production of place of articulation of three children with auditory brainstem implants (ABI) in spontaneous speech production. The main participants were three children implanted with an ABI. They were compared against two different control groups: children with a cochlear implant (CI) and children with normal hearing (NH). Data was obtained fromspontaneous speech between the children and their caregivers. For each word production, the place of articulation of both the target word as the child’s own production was identified. This was broadly identified in three categories: labial, coronal and dorsal. The analysis revealed that in general, the coronal place of articulation was most used in all children’s own production, as well as in the target words, except for one child with ABI, who showed a preference for labials. In terms of accuracy, labial place of articulation was produced more accurately than the coronal place of articulation for all children. The dorsal place of articulation had very low accuracy probabilities. Children with ABI had the lowest accuracy rates. When the place of articulation was not correctly produced, they were often omitted instead of replaced by another place of articulation. It was concluded that the children with ABI benefit from their device, but still have a long way to go to catch up to their peers. It is suggested that sign language is needed to guarantee smooth communication. \u0000Keywords: auditory brainstem implantation; pediatric; oral language, place of articulation;labial; coronal; dorsal","PeriodicalId":38590,"journal":{"name":"Stem-, Spraak- en Taalpathologie","volume":"67 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2022-11-05","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"78600600","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Pub Date : 2022-11-05DOI: 10.21827/32.8310/2022-sg-223
E. Tribushinina, Pim Mak
This paper studies the acquisition of Russian pronominal gender by Dutch-Russian simultaneous bilinguals (4;3-7;11) growing up in the Netherlands. The performance of the bilingual group is compared to that of age-matched monolinguals with and without developmental language disorder (DLD). We hypothesize that reduced exposure toRussian in the minority-language context may lead to delays in language development, comparable to problems attested in DLD (in this case due to reduced intake). The results of a narrative elicitation task demonstrate that both monolingual groups performed at ceiling from age 4 onwards. Monolingual children with DLD were as accurate at using pronominal gender as their unimpaired peers fromthe earliest ages studied, which supports the processing accounts of DLD taking morphological richness of the target language into account. In contrast, 4-year-old bilinguals performed around chance level. The performance of the bilingual group improved with age and reached the monolingual level only by age 7. The results suggest that reduced input has more impact on theacquisition of gender in a morphologically rich language, whereas the possible effects of DLD are no longer visible after age 3.
{"title":"Production of pronoun gender by children acquiring Russian as a minority language: comparison with the effects of developmental language disorder","authors":"E. Tribushinina, Pim Mak","doi":"10.21827/32.8310/2022-sg-223","DOIUrl":"https://doi.org/10.21827/32.8310/2022-sg-223","url":null,"abstract":"This paper studies the acquisition of Russian pronominal gender by Dutch-Russian simultaneous bilinguals (4;3-7;11) growing up in the Netherlands. The performance of the bilingual group is compared to that of age-matched monolinguals with and without developmental language disorder (DLD). We hypothesize that reduced exposure toRussian in the minority-language context may lead to delays in language development, comparable to problems attested in DLD (in this case due to reduced intake). The results of a narrative elicitation task demonstrate that both monolingual groups performed at ceiling from age 4 onwards. Monolingual children with DLD were as accurate at using pronominal gender as their unimpaired peers fromthe earliest ages studied, which supports the processing accounts of DLD taking morphological richness of the target language into account. In contrast, 4-year-old bilinguals performed around chance level. The performance of the bilingual group improved with age and reached the monolingual level only by age 7. The results suggest that reduced input has more impact on theacquisition of gender in a morphologically rich language, whereas the possible effects of DLD are no longer visible after age 3.","PeriodicalId":38590,"journal":{"name":"Stem-, Spraak- en Taalpathologie","volume":"4 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2022-11-05","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"88980485","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Pub Date : 2022-11-05DOI: 10.21827/32.8310/2022-sg-24
Elise H de Bree, I. Lammertink, Merel van Witteloostuijn, J. Rispens
Veel kinderen met dyslexie en met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) hebben moeite met spellen. Het is niet bekend of deze problemen hetzelfde zijn voor beide groepen,omdat er weinig directe spellingvergelijkingen tussen deze twee groepen kinderen zijn gemaakt. In deze studie vergeleken we de woorddictee-uitkomsten en foutenpatronen van kinderen (leeftijdsrange 8.2-10.4 jaar) met dyslexie (n=31), TOS (n=30) en een leeftijdsgematchtecontrolegroep (n=31). Daarnaast verdeelden we de TOS-groep in kinderen met TOS met leesproblemen (TOS+LP, n=18) en zonder leesproblemen (alleen-TOS, n=12). Tot slot voerden we regressieanalyses uit om te bepalen welke taal- en lees(gerelateerde) vaardigheden invloed hebben op spellingsuitkomsten.Zowel de dyslexie- als TOS-groep vertoonden spellingproblemen. Deze waren het meest uitgesproken voor de TOS+LP-groep. Wat betreft foutsoorten maakten de dyslexieenTOS-groepen meer fouten in alle categorieën dan de controlegroep. De dyslexie, alleen-TOS en TOS+LP-groepen lieten eenzelfde patroon zien wat betreft het spellen van woorden met foneem-grafeemassociaties die niet helemaal klankzuiver zijn (gauw als *gouw), met woorden waarin fonologie-orthografie-en morfologie moeten worden gecombineerd (pittig als *pitteg) en met regelwoorden (metro als *meetro). De dyslexieen TOS+LP-groepen lieten ook meer fouten zien in klankzuivere foneemgrafeemkoppelingen(boek als *beok) en met orthografische kennis (leenwoorden). De regressieanalyses lieten een sterke bijdrage zien van woordlezen en snelbenoemen aan woordspelling. Regressieanalyses zonder deze lees(gerelateerde) vaardigheden lieten een beperkte bijdrage van morfologie zien aan de spellingsuitkomsten.Deze resultaten bevestigen dat kinderen met dyslexie en TOS spellingprobemen hebben, zeker kinderen met TOS+LP. Ze wijzen naar de belangrijke bijdrage van woordleesvaardigheiden snelbenoemen voor spellen, en een beperktere bijdrage van morfologie. Samen geven ze de noodzaak weer van systematisch spellingonderwijs en ondersteuning voor kinderen met dyslexie en TOS, alsook het belang van mondelinge taalondersteuning.Trefwoorden: Spelling, Dyslexie, Taalontwikkelingsstoornis, Lezen, Taal.
{"title":"Word-level spelling of children with dyslexia and developmental language disorder","authors":"Elise H de Bree, I. Lammertink, Merel van Witteloostuijn, J. Rispens","doi":"10.21827/32.8310/2022-sg-24","DOIUrl":"https://doi.org/10.21827/32.8310/2022-sg-24","url":null,"abstract":"Veel kinderen met dyslexie en met een taalontwikkelingsstoornis (TOS) hebben moeite met spellen. Het is niet bekend of deze problemen hetzelfde zijn voor beide groepen,omdat er weinig directe spellingvergelijkingen tussen deze twee groepen kinderen zijn gemaakt. In deze studie vergeleken we de woorddictee-uitkomsten en foutenpatronen van kinderen (leeftijdsrange 8.2-10.4 jaar) met dyslexie (n=31), TOS (n=30) en een leeftijdsgematchtecontrolegroep (n=31). Daarnaast verdeelden we de TOS-groep in kinderen met TOS met leesproblemen (TOS+LP, n=18) en zonder leesproblemen (alleen-TOS, n=12). Tot slot voerden we regressieanalyses uit om te bepalen welke taal- en lees(gerelateerde) vaardigheden invloed hebben op spellingsuitkomsten.Zowel de dyslexie- als TOS-groep vertoonden spellingproblemen. Deze waren het meest uitgesproken voor de TOS+LP-groep. Wat betreft foutsoorten maakten de dyslexieenTOS-groepen meer fouten in alle categorieën dan de controlegroep. De dyslexie, alleen-TOS en TOS+LP-groepen lieten eenzelfde patroon zien wat betreft het spellen van woorden met foneem-grafeemassociaties die niet helemaal klankzuiver zijn (gauw als *gouw), met woorden waarin fonologie-orthografie-en morfologie moeten worden gecombineerd (pittig als *pitteg) en met regelwoorden (metro als *meetro). De dyslexieen TOS+LP-groepen lieten ook meer fouten zien in klankzuivere foneemgrafeemkoppelingen(boek als *beok) en met orthografische kennis (leenwoorden). De regressieanalyses lieten een sterke bijdrage zien van woordlezen en snelbenoemen aan woordspelling. Regressieanalyses zonder deze lees(gerelateerde) vaardigheden lieten een beperkte bijdrage van morfologie zien aan de spellingsuitkomsten.Deze resultaten bevestigen dat kinderen met dyslexie en TOS spellingprobemen hebben, zeker kinderen met TOS+LP. Ze wijzen naar de belangrijke bijdrage van woordleesvaardigheiden snelbenoemen voor spellen, en een beperktere bijdrage van morfologie. \u0000Samen geven ze de noodzaak weer van systematisch spellingonderwijs en ondersteuning voor kinderen met dyslexie en TOS, alsook het belang van mondelinge taalondersteuning.Trefwoorden: Spelling, Dyslexie, Taalontwikkelingsstoornis, Lezen, Taal.","PeriodicalId":38590,"journal":{"name":"Stem-, Spraak- en Taalpathologie","volume":"20 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2022-11-05","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"72517249","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Pub Date : 2022-11-05DOI: 10.21827/32.8310/2022-sg-177
Edwige Sijyeniyo, R. Hartsuiker, S. Bernolet
We conducted a norming study amongst Dutch children (6-12 years) to investigate whether they would correctly interpret our set of 208 color drawings, developed for longitudinal research on the production and comprehension of transitive sentences, if the transitive action on each drawing was described with an active or a passive sentence. The children provided 93.02% correct answers to our pictures, which indicates that the pictures are clear in terms of how the transitive actions are displayed. There were several factors that contributed to an incorrect interpretation of a transitive action in a picture. (1) Pictures were more difficult to interpret when a passive sentence was used to describe a transitive event compared to an active sentence; (2) children made more errors interpreting pictures when abstract verbs, such as “inhalen” (to overtake) and “vervangen” (to replace), were used to describe a transitive event; (3) children had difficulty interpreting our pictures when particular verbs (“roepen” [to shout] and “volgen” [to follow]) were presented in a passive sentence, while other verbs (“blokkeren” [to block] and “inhalen”) rendered more correct answers when the transitive event was described with a passive sentence; finally, (4) younger children provided more incorrect answers to our pictures than older children, regardless of whether the transitive action in the picture was described with an active or a passive sentence. In particular, the younger children provided significantly more incorrect answers to pictures with the verb “groeten” (to greet) compared to the older children. Because our set contains many verb-noun combinations, the set is very useful to researchers who intend to investigate the acquisition of transitive structures in children in a longitudinal design, not only for studies with typically developing children, but also in studies with children who have a delay in their language development. Keywords: Norming study, picture set, transitive structures, L1 syntax acquisition.
{"title":"Dutch Norming Study For 208 Color Drawings Depicting Transitive Events","authors":"Edwige Sijyeniyo, R. Hartsuiker, S. Bernolet","doi":"10.21827/32.8310/2022-sg-177","DOIUrl":"https://doi.org/10.21827/32.8310/2022-sg-177","url":null,"abstract":"We conducted a norming study amongst Dutch children (6-12 years) to investigate whether they would correctly interpret our set of 208 color drawings, developed for longitudinal research on the production and comprehension of transitive sentences, if the transitive action on each drawing was described with an active or a passive sentence. The children provided 93.02% correct answers to our pictures, which indicates that the pictures are clear in terms of how the transitive actions are displayed. There were several factors that contributed to an incorrect interpretation of a transitive action in a picture. (1) Pictures were more difficult to interpret when a passive sentence was used to describe a transitive event compared to an active sentence; (2) children made more errors interpreting pictures when abstract verbs, such as “inhalen” (to overtake) and “vervangen” (to replace), were used to describe a transitive event; (3) children had difficulty interpreting our pictures when particular verbs (“roepen” [to shout] and “volgen” [to follow]) were presented in a passive sentence, while other verbs (“blokkeren” [to block] and “inhalen”) rendered more correct answers when the transitive event was described with a passive sentence; finally, (4) younger children provided more incorrect answers to our pictures than older children, regardless of whether the transitive action in the picture was described with an active or a passive sentence. In particular, the younger children provided significantly more incorrect answers to pictures with the verb “groeten” (to greet) compared to the older children. Because our set contains many verb-noun combinations, the set is very useful to researchers who intend to investigate the acquisition of transitive structures in children in a longitudinal design, not only for studies with typically developing children, but also in studies with children who have a delay in their language development. Keywords: Norming study, picture set, transitive structures, L1 syntax acquisition.","PeriodicalId":38590,"journal":{"name":"Stem-, Spraak- en Taalpathologie","volume":"27 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2022-11-05","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"87465769","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Pub Date : 2022-11-05DOI: 10.21827/32.8310/2022-sg-69
Jérémy Genette, J. Verhoeven
Prominence in speech is typically realised by means of greater amplitude, duration and F0 of the vowel nucleus in the syllable that carries word/sentence stress. It is well-established that F0 is the more important physical dimension. The present study reports the analysis of F0 in word realisation of two groups of children differing in hearing status. One group consisted of children with hearing impairment, while the other group consisted of age-matched children with normal hearing. The hearing-impaired children had been fitted with either a cochlear implant or a conventional hearing aid. Children had participated in a (non-)word imitation task which consisted of the repetition of monosyllables containing one of the monophthongs of Belgian Standard Dutch. Measurement and analysis of F0 in the vowel nuclei revealed interesting differences between the groups. The children with hearing impairment had the highest overall F0. In terms of the dynamics of F0 associated with prominence, all children correctly realised an underlyingprominence-lending rise-fall pattern which at the phonetic level manifested itself as a falling pitch movement. In addition, the contour in children with a conventional hearing aid was steepest, while it was shallowest in children with a cochlear implant.The contour in children with normal hearing was situated between the two previous groups. The observed differences are attributed to differences in device use. Keywords: prominence, fundamental frequency, prosody, language acquisition, hearingimpairment.
{"title":"F0 dynamics associated with prominence realisation in children with hearing impairment","authors":"Jérémy Genette, J. Verhoeven","doi":"10.21827/32.8310/2022-sg-69","DOIUrl":"https://doi.org/10.21827/32.8310/2022-sg-69","url":null,"abstract":"Prominence in speech is typically realised by means of greater amplitude, duration and F0 of the vowel nucleus in the syllable that carries word/sentence stress. It is well-established that F0 is the more important physical dimension. The present study reports the analysis of F0 in word realisation of two groups of children differing in hearing status. One group consisted of children with hearing impairment, while the other group consisted of age-matched children with normal hearing. The hearing-impaired children had been fitted with either a cochlear implant or a conventional hearing aid. Children had participated in a (non-)word imitation task which consisted of the repetition of monosyllables containing one of the monophthongs of Belgian Standard Dutch. Measurement and analysis of F0 in the vowel nuclei revealed interesting differences between the groups. The children with hearing impairment had the highest overall F0. In terms of the dynamics of F0 associated with prominence, all children correctly realised an underlyingprominence-lending rise-fall pattern which at the phonetic level manifested itself as a falling pitch movement. In addition, the contour in children with a conventional hearing aid was steepest, while it was shallowest in children with a cochlear implant.The contour in children with normal hearing was situated between the two previous groups. The observed differences are attributed to differences in device use. Keywords: prominence, fundamental frequency, prosody, language acquisition, hearingimpairment.","PeriodicalId":38590,"journal":{"name":"Stem-, Spraak- en Taalpathologie","volume":"43 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2022-11-05","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"76490582","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}