en negentig van de afgelopen eeuw regelmatig discussies plaatsgevonden waarin taboes, die door het Duitse nazi-verleden waren ontstaan, aan de orde werden gesteld. Zo ging het in de Historikerstreit om de vraag of de Holocaust met andere historische vervolgingen vergeleken mag worden, in de discussies rond Botho Strauß en Martin Walser om de vraag hoe gevaarlijk kritiek op de rationele traditie van de Verlichting of een gevoelsmatig nationalisme is en in het debat over Sloterdijks opmerkingen over genetische manipulatie om de vraag of hier de eugenetische ideeën van Hitler en de zijnen geen nieuw leven werd ingeblazen. Alles wat aan politieke en filosofische ideeën door de nazi’s was gebruikt of misbruikt, was (om zeer begrijpelijke redenen) besmet geraakt. Immers, zulke ideeën waren blijkbaar van dusdanige aard dat ze voor een misdadige politiek (mis)bruikbaar konden zijn. Intellectuelen en kunstenaars die zich toch in de buurt van dergelijke opvattingen waagden, werden al gauw van gevaarlijk ‘conservatieve’, ‘rechtse’ of zelfs ‘fascistische’ sympathieën beschuldigd. Over die discussie en de rol die de scenarioschrijver en filmregisseur Hans Jürgen Syberberg daarin speelt, gaat het hier besproken boek van Guido Goossens. Het is een dissertatie uit 2003 waarvoor hij het jaar daarop de Studieprijs van de Stichting Praemium Erasmianum heeft ontvangen. En om het meteen maar te zeggen: dat is terecht. Het is niet alleen een helder en goed, soms zelfs bijna spannend geschreven studie, zij verenigt ook op overtuigende wijze gedetailleerde studies van Syberbergs werk met een brede analyse van de achterliggende politiek-culturele discussies in Duitsland en daarbuiten. Wie is Hans Jürgen Syberberg? In de jaren zeventig en tachtig geniet hij, samen met Wenders, Fassbinder en anderen, internationale bekendheid in het circuit van intellectuele filmliefhebbers als één van de vertegenwoordigers van de zogenaamde ‘nieuwe Duitse cinema’. Vooral in het buitenland wordt hij gewaardeerd. Susan Sontag noemt 90
{"title":"Duitsland en de romantische kritiek op het verlichtingsdenken","authors":"H. Harbers","doi":"10.1347/KRIS.7.1.90","DOIUrl":"https://doi.org/10.1347/KRIS.7.1.90","url":null,"abstract":"en negentig van de afgelopen eeuw regelmatig discussies plaatsgevonden waarin taboes, die door het Duitse nazi-verleden waren ontstaan, aan de orde werden gesteld. Zo ging het in de Historikerstreit om de vraag of de Holocaust met andere historische vervolgingen vergeleken mag worden, in de discussies rond Botho Strauß en Martin Walser om de vraag hoe gevaarlijk kritiek op de rationele traditie van de Verlichting of een gevoelsmatig nationalisme is en in het debat over Sloterdijks opmerkingen over genetische manipulatie om de vraag of hier de eugenetische ideeën van Hitler en de zijnen geen nieuw leven werd ingeblazen. Alles wat aan politieke en filosofische ideeën door de nazi’s was gebruikt of misbruikt, was (om zeer begrijpelijke redenen) besmet geraakt. Immers, zulke ideeën waren blijkbaar van dusdanige aard dat ze voor een misdadige politiek (mis)bruikbaar konden zijn. Intellectuelen en kunstenaars die zich toch in de buurt van dergelijke opvattingen waagden, werden al gauw van gevaarlijk ‘conservatieve’, ‘rechtse’ of zelfs ‘fascistische’ sympathieën beschuldigd. Over die discussie en de rol die de scenarioschrijver en filmregisseur Hans Jürgen Syberberg daarin speelt, gaat het hier besproken boek van Guido Goossens. Het is een dissertatie uit 2003 waarvoor hij het jaar daarop de Studieprijs van de Stichting Praemium Erasmianum heeft ontvangen. En om het meteen maar te zeggen: dat is terecht. Het is niet alleen een helder en goed, soms zelfs bijna spannend geschreven studie, zij verenigt ook op overtuigende wijze gedetailleerde studies van Syberbergs werk met een brede analyse van de achterliggende politiek-culturele discussies in Duitsland en daarbuiten. Wie is Hans Jürgen Syberberg? In de jaren zeventig en tachtig geniet hij, samen met Wenders, Fassbinder en anderen, internationale bekendheid in het circuit van intellectuele filmliefhebbers als één van de vertegenwoordigers van de zogenaamde ‘nieuwe Duitse cinema’. Vooral in het buitenland wordt hij gewaardeerd. Susan Sontag noemt 90","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"185 1","pages":"90-95"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2006-03-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"80571764","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Filosofen en humanisten hebben door de eeuwen heel wat ‘uniek menselijke eigenschappen’ gekoesterd. Bovenaan stonden vaak de moraal en de vrije wil. Het idee dat de moraal en de vrije wil de mens uniek maken kreeg een belangrijke impuls vanuit de joods-christelijke traditie. Volgens het christendom vond de Schepper van de wereld het mensdom immers zo belangrijk dat Hij zich er exclusief in heeft afgebeeld, het de tien geboden heeft geopenbaard en er zelfs Zijn Zoon voor over had. Het christelijk idee dat deze wereld in de mensheid (weliswaar met de hulp van God) radicaal kan verbeteren maakte een einde aan het cyclische wereldbeeld van de Oudheid en de marginale rol van de mens: de menselijke vrije wil en de moraal kregen een scharnierfunctie tussen het feitelijke en het toekomstige. Elementen van een radicaal antropocentrisch humanisme zijn dan ook al te vinden in het vroege christendom: bij de gnostici en de Pelagianen. Weliswaar werd Pelagius met zijn idee dat de mens de eigen verlossing met zijn vrije wil kan bewerkstelligen door Augustinus bestreden, maar de thematiek van een vrije wil met onbeperkte potenties blijft terugkeren. Van radicale kerkvaders als Origenes via renaissancehumanisten als Pico della Mirandolla (De hominis dignitate) tot in Sartres L’existentialisme est un humanisme: deze drie totaal verschillende denkers delen de opvatting dat de mens zichzelf kiezend schept. Terwijl het orthodoxe christendom de afhankelijkheid van de mens ten opzichte van zijn Schepper en Verlosser bleef benadrukken, is er dus steeds een ketterse stroming geweest die claimde dat de mens zijn heil in eigen handen heeft. Deze onderstroming en de herleving van de antieke filosofie kwamen in de Renaissance samen in het humanisme, dat stelde dat de mens goed is of althans in staat is het goede te kiezen. In de Verlichting werd vervolgens beklemtoond dat de mens als vat vol mogelijkheden slechts de rede hoeft te volgen om een betere wereld te kunnen maken. De laatste decennia is het echter door de opkomst van de ethologie en de toename van onze kennis over andere diersoorten steeds moeilijker geworden vol te houden dat de mens uniek is of althans unieker dan andere diersoorten. Een aantal pogingen het uniek menselijke te definiëren sneuvelden toen andere dieren betrapt werden op werktuiggebruik, culturele tradities en elementen van referentiële taal (Corbey 2005). In dit artikel wil ik onderzoeken in hoeverre ook de traditioneel christelijk-humanistische definitie van de mens als moreel wezen met een vrije wil onder druk komt te 26
几个世纪以来,哲学家和人文主义者培育了许多“独特的人类特征”。道德和自由意志往往是最重要的。道德和自由意志使人独一无二的观点受到了犹太-基督教传统的强烈推动。根据基督教的说法,世界的创造者认为人类是如此重要,以至于他把自己完全描绘出来,揭示了十诫,甚至让他的儿子去做。基督教的想法,这个世界虽然在人类(神)的帮助下,可以大幅度提高结束了古代的周期性的世界观和人类的边际作用:人类的自由意志和道德得到了拆卸之间实际的和未来。因此,激进的以人类为中心的人文主义的元素可以在早期基督教中找到:诺斯替派和远洋派。虽然佩拉吉乌斯认为人可以通过自己的自由意志来实现自我救赎的观点遭到了奥古斯丁的反对,但具有无限潜力的自由意志的主题不断出现。从像奥利根这样的激进的教父,到文艺复兴时期的人文主义者,如Pico della Mirandolla (De hominis dignitate),再到Sartres L’existentialisme est un humanisme:这三位完全不同的思想家都认为人是在选择自己。虽然正统基督教不断强调人对造物主和救赎主的依赖,但总有一种异端的倾向,声称人的救赎掌握在自己手中。这种潜流和古代哲学的复兴在文艺复兴时期融合在人文主义中,人文主义认为人是好的,或者至少能够选择好的。在启蒙运动中,人们强调,人作为一个充满可能性的容器,只要遵循理性就能创造一个更好的世界。然而,在过去的几十年里,随着动物行为学的兴起和我们对其他物种知识的增长,越来越难以证明人类是独一无二的,或者至少比其他物种更独特。当其他动物被发现使用工具、文化传统和参考语言元素时,许多定义人类独特性的尝试都失败了(Corbey 2005)。在这篇文章中,我想探讨的是,传统的基督教人文主义对人作为一种有自由意志的道德存在的定义在多大程度上也受到了压力
{"title":"Wat is menselijk? Wat is wenselijk?: Evolutionaire ethiek en het ecologisch humanisme","authors":"P. Slurink","doi":"10.1347/KRIS.7.1.26","DOIUrl":"https://doi.org/10.1347/KRIS.7.1.26","url":null,"abstract":"Filosofen en humanisten hebben door de eeuwen heel wat ‘uniek menselijke eigenschappen’ gekoesterd. Bovenaan stonden vaak de moraal en de vrije wil. Het idee dat de moraal en de vrije wil de mens uniek maken kreeg een belangrijke impuls vanuit de joods-christelijke traditie. Volgens het christendom vond de Schepper van de wereld het mensdom immers zo belangrijk dat Hij zich er exclusief in heeft afgebeeld, het de tien geboden heeft geopenbaard en er zelfs Zijn Zoon voor over had. Het christelijk idee dat deze wereld in de mensheid (weliswaar met de hulp van God) radicaal kan verbeteren maakte een einde aan het cyclische wereldbeeld van de Oudheid en de marginale rol van de mens: de menselijke vrije wil en de moraal kregen een scharnierfunctie tussen het feitelijke en het toekomstige. Elementen van een radicaal antropocentrisch humanisme zijn dan ook al te vinden in het vroege christendom: bij de gnostici en de Pelagianen. Weliswaar werd Pelagius met zijn idee dat de mens de eigen verlossing met zijn vrije wil kan bewerkstelligen door Augustinus bestreden, maar de thematiek van een vrije wil met onbeperkte potenties blijft terugkeren. Van radicale kerkvaders als Origenes via renaissancehumanisten als Pico della Mirandolla (De hominis dignitate) tot in Sartres L’existentialisme est un humanisme: deze drie totaal verschillende denkers delen de opvatting dat de mens zichzelf kiezend schept. Terwijl het orthodoxe christendom de afhankelijkheid van de mens ten opzichte van zijn Schepper en Verlosser bleef benadrukken, is er dus steeds een ketterse stroming geweest die claimde dat de mens zijn heil in eigen handen heeft. Deze onderstroming en de herleving van de antieke filosofie kwamen in de Renaissance samen in het humanisme, dat stelde dat de mens goed is of althans in staat is het goede te kiezen. In de Verlichting werd vervolgens beklemtoond dat de mens als vat vol mogelijkheden slechts de rede hoeft te volgen om een betere wereld te kunnen maken. De laatste decennia is het echter door de opkomst van de ethologie en de toename van onze kennis over andere diersoorten steeds moeilijker geworden vol te houden dat de mens uniek is of althans unieker dan andere diersoorten. Een aantal pogingen het uniek menselijke te definiëren sneuvelden toen andere dieren betrapt werden op werktuiggebruik, culturele tradities en elementen van referentiële taal (Corbey 2005). In dit artikel wil ik onderzoeken in hoeverre ook de traditioneel christelijk-humanistische definitie van de mens als moreel wezen met een vrije wil onder druk komt te 26","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"139 1","pages":"26-41"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2006-03-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"80008178","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
{"title":"Letter en geest in de machine","authors":"M. V. D. Boomen","doi":"10.1347/KRIS.7.1.71","DOIUrl":"https://doi.org/10.1347/KRIS.7.1.71","url":null,"abstract":"","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"83 1","pages":"71-79"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2006-03-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"83445078","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
politieke gehalte en de normatieve pretenties van wetenschapsen techniekstudies.1 Mensen en technieken, maar ook normen en politiek, coproduceren elkaar in specifieke praktijken en zijn daarom wederzijds afhankelijk. In zijn introductie vraagt Hans Harbers zich af wat voor ruimte er in deze samenhang nog is voor moraliteit, kritiek en verantwoordelijkheid voor de actoren. Deze vraag is zeker interessant als die actoren ook nog eens ‘dingen’ kunnen zijn. Het begin van deze discussie over normativiteit ligt volgens Harbers bij het alternatief op de normatieve wetenschapsfilosofie: de sociologisch georiënteerde wetenschapsfilosofie. De normatieve wetenschapsfilosofie formuleert regels en voorschriften voor de wetenschappen, ter verantwoording van en als toetssteen voor wat de collegae vakbroeders en -zusters doen. Ze formuleert criteria om te kunnen bepalen wat ware kennis is. De sociologisch georiënteerde wetenschapsonderzoekers daarentegen wilden geen regels maken, maar gingen de praktijken onderzoeken waarin ware kennis wordt geproduceerd: in laboratoria, ziekenhuizen en in universiteiten. Feiten, zo lieten ze zien, liggen niet klaar ‘daarbuiten’, maar worden met veel bloed, zweet, techniek en lobbywerk gemaakt. In de radicaalste variant van het wetenschapsonderzoek werd een lans gebroken voor een symmetrie tussen mensen en dingen. Dingen werden niet gezien als passief, maar als actoren in een netwerk. De ‘hybride collectieven’ (die onder verschillende benamingen door deze bundel waren) zagen het licht. In deze collectieven van interacterende mensen en apparaten wordt kennis geproduceerd. Er worden echter ook normen en politieke praktijken, en zelfs werelden gemaakt. Harbers stelt dat het denken in termen van hybride netwerken in de epistemologie leidt tot een vorm van ‘pragmatisch realisme’. Als je iets behandelt alsof het echt is, wordt het namelijk ook echt in zijn consequenties. Het is in het idee van de wetenschappen als praktische ‘scheppers van werelden’ dat Harbers mogelijkheden ziet het politieke opnieuw te denken als iets wat immanent is aan de wereld, in plaats van als iets wat bestaat uit deliberaties erover. Wanneer je zo’n hybride wereld 80
{"title":"Politiek nieuwe stijl","authors":"J. Pols","doi":"10.1347/KRIS.7.1.80","DOIUrl":"https://doi.org/10.1347/KRIS.7.1.80","url":null,"abstract":"politieke gehalte en de normatieve pretenties van wetenschapsen techniekstudies.1 Mensen en technieken, maar ook normen en politiek, coproduceren elkaar in specifieke praktijken en zijn daarom wederzijds afhankelijk. In zijn introductie vraagt Hans Harbers zich af wat voor ruimte er in deze samenhang nog is voor moraliteit, kritiek en verantwoordelijkheid voor de actoren. Deze vraag is zeker interessant als die actoren ook nog eens ‘dingen’ kunnen zijn. Het begin van deze discussie over normativiteit ligt volgens Harbers bij het alternatief op de normatieve wetenschapsfilosofie: de sociologisch georiënteerde wetenschapsfilosofie. De normatieve wetenschapsfilosofie formuleert regels en voorschriften voor de wetenschappen, ter verantwoording van en als toetssteen voor wat de collegae vakbroeders en -zusters doen. Ze formuleert criteria om te kunnen bepalen wat ware kennis is. De sociologisch georiënteerde wetenschapsonderzoekers daarentegen wilden geen regels maken, maar gingen de praktijken onderzoeken waarin ware kennis wordt geproduceerd: in laboratoria, ziekenhuizen en in universiteiten. Feiten, zo lieten ze zien, liggen niet klaar ‘daarbuiten’, maar worden met veel bloed, zweet, techniek en lobbywerk gemaakt. In de radicaalste variant van het wetenschapsonderzoek werd een lans gebroken voor een symmetrie tussen mensen en dingen. Dingen werden niet gezien als passief, maar als actoren in een netwerk. De ‘hybride collectieven’ (die onder verschillende benamingen door deze bundel waren) zagen het licht. In deze collectieven van interacterende mensen en apparaten wordt kennis geproduceerd. Er worden echter ook normen en politieke praktijken, en zelfs werelden gemaakt. Harbers stelt dat het denken in termen van hybride netwerken in de epistemologie leidt tot een vorm van ‘pragmatisch realisme’. Als je iets behandelt alsof het echt is, wordt het namelijk ook echt in zijn consequenties. Het is in het idee van de wetenschappen als praktische ‘scheppers van werelden’ dat Harbers mogelijkheden ziet het politieke opnieuw te denken als iets wat immanent is aan de wereld, in plaats van als iets wat bestaat uit deliberaties erover. Wanneer je zo’n hybride wereld 80","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"22 1","pages":"80-85"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2006-03-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"87205408","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
{"title":"Wat te doen, na de zware shag?","authors":"M. Doorman","doi":"10.1347/KRIS.7.2.91","DOIUrl":"https://doi.org/10.1347/KRIS.7.2.91","url":null,"abstract":"","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"26 1","pages":"91-92"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2006-01-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"78895893","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Pub Date : 1987-01-01DOI: 10.1007/978-94-009-3967-7_2
I. Prigogine
{"title":"The Meaning of Entropy","authors":"I. Prigogine","doi":"10.1007/978-94-009-3967-7_2","DOIUrl":"https://doi.org/10.1007/978-94-009-3967-7_2","url":null,"abstract":"","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"10 1","pages":"57-73"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"1987-01-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"75889485","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}