Als voorzet voor het commentaar begint dit dossier met een beknopte weergave van de hoofdlijnen van het ter discussie staande The world observed/the world conceived.1 Op zijn kortst kan dit boek samengevat worden in de volgende twee stellingen. Ten eerste: alle menselijke waarneming vereist materiële realisering en conceptuele interpretatie van een waarnemingsproces. En ten tweede: de begrippen die gehanteerd worden in zo’n conceptuele interpretatie structureren niet alleen onze werkelijkheid, maar abstraheren er ook van. De centrale thema’s van het boek zijn dan ook ‘waarneming’, ‘begrippen’ en ‘abstractie’, inclusief hun onderlinge relaties. De ambitie is een filosofische theorie te bieden die zowel van toepassing is op wetenschappelijke als op dagelijkse waarnemingen en begrippen. Hoewel het boek hier en daar op epistemologische kwesties ingaat, ligt de nadruk op ontologische, taalfilosofische en wetenschapsfilosofische vraagstukken. Het boek bestaat uit twee delen. Deel 1 biedt een uitvoerige analyse van (visuele) waarneming als een proces met twee hoofdaspecten. Het eerste is de materiële realisering, dat wil zeggen het handelingsen interventieaspect van het doen van waarnemingen. De waarnemer treedt actief in wisselwerking met zijn omgeving en het resultaat van deze materiële interacties is een verandering in zijn materiële toestand. Succesvolle waarneming vereist dat de geschikte condities gerealiseerd zijn: ofwel ter plekke door de waarnemer zelf, ofwel als resultaat van voorafgaande materiële interventies van anderen. In overeenstemming met de benadering van de ‘belichaamde cognitie’ benadrukt deze visie het belang van het menselijk handelen voor de waarneming. Dit houdt in: het bouwen op voorafgaand handelen (waardoor we, bijvoorbeeld, objecten ‘direct’ zien als driedimensionaal); het handelen dat actuele zintuigen hersenactiviteit begeleidt en stuurt (bijvoorbeeld bewegingen van de ogen, het hoofd of het hele lichaam, waardoor we allerlei gedetailleerde kenmerken van een waargenomen object scherper kunnen bepalen); en het toekomstig handelen als medebepalend voor de inhoud van de actuele waarneming (wat we zien is niet het visuele veld in al zijn details, maar wordt medebepaald door onze aandacht die gericht is op die specifieke aspecten van het visuele veld die relevant zijn voor toekomstige handelingen). Het tweede centrale aspect van menselijke waarneming is conceptuele interpretatie. De stelling is dat waarnemingsprocessen altijd conceptueel geïnterpreteerd zijn. Niet alleen wat we zien, maar ook het proces dat nodig is om te zien wat we zien, vereist conceptuele interpretatie. Het eerste kunnen we ook formuleren als: zien is altijd 67
{"title":"The world observed/the world conceived in vogelvlucht","authors":"H. Radder","doi":"10.1347/KRIS.8.1.67","DOIUrl":"https://doi.org/10.1347/KRIS.8.1.67","url":null,"abstract":"Als voorzet voor het commentaar begint dit dossier met een beknopte weergave van de hoofdlijnen van het ter discussie staande The world observed/the world conceived.1 Op zijn kortst kan dit boek samengevat worden in de volgende twee stellingen. Ten eerste: alle menselijke waarneming vereist materiële realisering en conceptuele interpretatie van een waarnemingsproces. En ten tweede: de begrippen die gehanteerd worden in zo’n conceptuele interpretatie structureren niet alleen onze werkelijkheid, maar abstraheren er ook van. De centrale thema’s van het boek zijn dan ook ‘waarneming’, ‘begrippen’ en ‘abstractie’, inclusief hun onderlinge relaties. De ambitie is een filosofische theorie te bieden die zowel van toepassing is op wetenschappelijke als op dagelijkse waarnemingen en begrippen. Hoewel het boek hier en daar op epistemologische kwesties ingaat, ligt de nadruk op ontologische, taalfilosofische en wetenschapsfilosofische vraagstukken. Het boek bestaat uit twee delen. Deel 1 biedt een uitvoerige analyse van (visuele) waarneming als een proces met twee hoofdaspecten. Het eerste is de materiële realisering, dat wil zeggen het handelingsen interventieaspect van het doen van waarnemingen. De waarnemer treedt actief in wisselwerking met zijn omgeving en het resultaat van deze materiële interacties is een verandering in zijn materiële toestand. Succesvolle waarneming vereist dat de geschikte condities gerealiseerd zijn: ofwel ter plekke door de waarnemer zelf, ofwel als resultaat van voorafgaande materiële interventies van anderen. In overeenstemming met de benadering van de ‘belichaamde cognitie’ benadrukt deze visie het belang van het menselijk handelen voor de waarneming. Dit houdt in: het bouwen op voorafgaand handelen (waardoor we, bijvoorbeeld, objecten ‘direct’ zien als driedimensionaal); het handelen dat actuele zintuigen hersenactiviteit begeleidt en stuurt (bijvoorbeeld bewegingen van de ogen, het hoofd of het hele lichaam, waardoor we allerlei gedetailleerde kenmerken van een waargenomen object scherper kunnen bepalen); en het toekomstig handelen als medebepalend voor de inhoud van de actuele waarneming (wat we zien is niet het visuele veld in al zijn details, maar wordt medebepaald door onze aandacht die gericht is op die specifieke aspecten van het visuele veld die relevant zijn voor toekomstige handelingen). Het tweede centrale aspect van menselijke waarneming is conceptuele interpretatie. De stelling is dat waarnemingsprocessen altijd conceptueel geïnterpreteerd zijn. Niet alleen wat we zien, maar ook het proces dat nodig is om te zien wat we zien, vereist conceptuele interpretatie. Het eerste kunnen we ook formuleren als: zien is altijd 67","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"85 1","pages":"67-70"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2007-05-21","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"90662802","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
{"title":"'Hulp verlenen' aan de armen in de wereld","authors":"Thomas Pogge","doi":"10.1347/KRIS.8.1.7","DOIUrl":"https://doi.org/10.1347/KRIS.8.1.7","url":null,"abstract":"","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"3 1","pages":"7-36"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2007-05-21","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"84052721","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Volgens Thomas Pogge gaan jaarlijks tien miljoen kinderen dood aan armoede die wij, burgers en regeringsleiders van rijke landen, veroorzaakt hebben. Door een complex samenspel van landbouwsubsidies, handelsovereenkomsten, leningen, regeringsafspraken enzovoort hebben we een volstrekt uitzichtloze situatie gecreëerd voor miljoenen mensen op deze planeet. Pogge verwijt ons dood door nalatigheid en acht ons daarmee verantwoordelijk voor wat hij een van de grootste misdaden tegen de menselijkheid noemt. Waarom voelen we ons niet schuldig? Dat komt, zegt Pogge, omdat we van mening zijn dat het niet aan ‘ons’ ligt, maar aan ‘hen’, de bevolking ter plaatse. ‘Verklarend nationalisme’ noemt hij dat. We schuiven de zwarte Piet van de schuld op lokale condities af. We zijn blind voor de wijze waarop wij die omstandigheden dagelijks in stand houden. Pogges voorbeelden en argumenten zijn vaak overtuigend. Gebruikmakend van onze machtspositie hebben we volgens Pogge regels en instituties geschapen die de ontstane machtsverschillen tussen arm en rijk niet alleen in stand houden, maar deze ook steeds verder uitvergroten. Natuurlijk zijn er voorbeelden te noemen van landen zoals China, Maleisië of Singapore, die erin geslaagd zijn tegen de stroom op te zwemmen. Dat zijn echter uitzonderingen die de regel bevestigen. Hun succes doet niets af aan het feit dat het tij de arme landen tegenzit en dit onnodig is. De wereldleiders van de rijke landen zijn volgens Pogge zonder noemenswaardige kosten in staat de positie van de armen overal ter wereld te verbeteren. Ze hoeven alleen maar een aantal regels te veranderen – regels die hen verrijken en anderen verarmen. Pogge is zeker niet de enige die beweert dat de armoede in de wereld door eenvoudige ingrepen in de institutionele structuur kan worden teruggebracht. Ook Jeffrey Sachs, ontwikkelingseconoom en hoofd van het millenniumproject bij de VN, is ervan overtuigd dat er bewezen technieken van armoedebestrijding bestaan waarmee we in korte tijd de armoede uit de wereld kunnen helpen.1 Dat kan, meent Sachs zelfs, ‘tegen onwaarschijnlijk lage kosten’2. Zelfs degenen die Pogge beschuldigt, de regeringsleiders van de rijke landen, hebben elkaar in 2000 beloofd de armoede in 2015 tot de helft terug te brengen. Voorlopig ziet het er echter niet naar uit dat het project gaat lukken. Het grote verschil tussen Pogge en de wereldleiders is dat zij zichzelf niet als de veroorzakers van armoede zien. Gegeven deze achtergrond kan je het werk van Pogge op twee manieren beoordelen: (1) doet hij nuttige voorstellen om de armoede te bestrijden en (2) heeft hij gelijk als hij ons schuldig verklaart? Wat Pogges voorstellen 37
{"title":"Globalisering en verantwoordelijkheid","authors":"P. Pekelharing","doi":"10.1347/KRIS.8.1.37","DOIUrl":"https://doi.org/10.1347/KRIS.8.1.37","url":null,"abstract":"Volgens Thomas Pogge gaan jaarlijks tien miljoen kinderen dood aan armoede die wij, burgers en regeringsleiders van rijke landen, veroorzaakt hebben. Door een complex samenspel van landbouwsubsidies, handelsovereenkomsten, leningen, regeringsafspraken enzovoort hebben we een volstrekt uitzichtloze situatie gecreëerd voor miljoenen mensen op deze planeet. Pogge verwijt ons dood door nalatigheid en acht ons daarmee verantwoordelijk voor wat hij een van de grootste misdaden tegen de menselijkheid noemt. Waarom voelen we ons niet schuldig? Dat komt, zegt Pogge, omdat we van mening zijn dat het niet aan ‘ons’ ligt, maar aan ‘hen’, de bevolking ter plaatse. ‘Verklarend nationalisme’ noemt hij dat. We schuiven de zwarte Piet van de schuld op lokale condities af. We zijn blind voor de wijze waarop wij die omstandigheden dagelijks in stand houden. Pogges voorbeelden en argumenten zijn vaak overtuigend. Gebruikmakend van onze machtspositie hebben we volgens Pogge regels en instituties geschapen die de ontstane machtsverschillen tussen arm en rijk niet alleen in stand houden, maar deze ook steeds verder uitvergroten. Natuurlijk zijn er voorbeelden te noemen van landen zoals China, Maleisië of Singapore, die erin geslaagd zijn tegen de stroom op te zwemmen. Dat zijn echter uitzonderingen die de regel bevestigen. Hun succes doet niets af aan het feit dat het tij de arme landen tegenzit en dit onnodig is. De wereldleiders van de rijke landen zijn volgens Pogge zonder noemenswaardige kosten in staat de positie van de armen overal ter wereld te verbeteren. Ze hoeven alleen maar een aantal regels te veranderen – regels die hen verrijken en anderen verarmen. Pogge is zeker niet de enige die beweert dat de armoede in de wereld door eenvoudige ingrepen in de institutionele structuur kan worden teruggebracht. Ook Jeffrey Sachs, ontwikkelingseconoom en hoofd van het millenniumproject bij de VN, is ervan overtuigd dat er bewezen technieken van armoedebestrijding bestaan waarmee we in korte tijd de armoede uit de wereld kunnen helpen.1 Dat kan, meent Sachs zelfs, ‘tegen onwaarschijnlijk lage kosten’2. Zelfs degenen die Pogge beschuldigt, de regeringsleiders van de rijke landen, hebben elkaar in 2000 beloofd de armoede in 2015 tot de helft terug te brengen. Voorlopig ziet het er echter niet naar uit dat het project gaat lukken. Het grote verschil tussen Pogge en de wereldleiders is dat zij zichzelf niet als de veroorzakers van armoede zien. Gegeven deze achtergrond kan je het werk van Pogge op twee manieren beoordelen: (1) doet hij nuttige voorstellen om de armoede te bestrijden en (2) heeft hij gelijk als hij ons schuldig verklaart? Wat Pogges voorstellen 37","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"41 1","pages":"37-41"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2007-05-21","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"85156213","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
{"title":"Repliek aan Van Woudenberg, Beukens en Marres","authors":"Hans Radder","doi":"10.1347/KRIS.8.1.95","DOIUrl":"https://doi.org/10.1347/KRIS.8.1.95","url":null,"abstract":"","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"2007 1","pages":"95-104"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2007-05-21","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"87235209","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
{"title":"Rawls is zo gek nog niet.","authors":"T. Mertens","doi":"10.1347/KRIS.8.1.42","DOIUrl":"https://doi.org/10.1347/KRIS.8.1.42","url":null,"abstract":"","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"1 1","pages":"42-46"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2007-05-21","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"83568387","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
De afgelopen decennia zijn nationale grenzen steeds minder belangrijk geworden. Op het gebied van de economie, politiek en cultuur zijn transnationale netwerken ontstaan die weinig of geen rekening houden met de traditionele grenzen van de natiestaat of met de territoriale organisatie van de burgermaatschappij en de openbaarheid. Voor mensen die over de middelen en vermogens beschikken om van deze netwerken gebruik te maken, is dit een positieve ontwikkeling. Een groot deel van de wereldgemeenschap is echter afgesneden van deze wereldwijde netwerken en de voordelen die ermee gepaard kunnen gaan. Deze mensen zijn soms wel op de hoogte van wat zich in de wereldmaatschappij afspeelt, maar beschikken zelden over de mogelijkheden om daadwerkelijk iets aan hun situatie te verbeteren. Ze lijden onder armoede en analfabetisme, en zijn niet in staat om invloed uit te oefenen op hun lokale of nationale leiders. Globalisering leidt dus niet alleen tot een toenemende interdependentie tussen gemeenschappen en groepen, maar ook tot een groeiende kwetsbaarheid. Deze situatie wordt nog verergerd doordat regeringen in veel gevallen de controle over hun grondgebied verliezen en ten prooi vallen aan corruptie, criminele netwerken of etnische conflicten. Tegen deze achtergrond dringt de vraag zich op welke betekenis rechtvaardigheid kan hebben in een steeds kleiner wordende wereld. In welke mate kunnen we onze idealen van vrijheid, gelijkheid en solidariteit op een duurzame manier realiseren in een wereld waarin we steeds meer afhankelijk van elkaar worden? Bestaan er principes van mondiale rechtvaardigheid? En zo ja, wie heeft dan de plicht om deze principes na te leven en welke internationale of mondiale structuur hebben we nodig om deze te garanderen? Pogges boodschap is even helder als extreem. Rijke westerse landen zijn – als gevolg van het beleid dat ze voeren en de internationale orde die ze aan arme landen opleggen – medeverantwoordelijk voor de bestaande wereldwijde armoede. Ze hebben daarom niet alleen een positieve verantwoordelijkheid om deze armoede te bestrijden, maar vooral ook een negatieve plicht om de bestaande mondiale orde te hervormen.1 Gegeven deze verantwoordelijkheid is Rawls’ plicht tot onderlinge hulpverlening volgens Pogge niet veeleisend genoeg. Rawls’ theorie van internationale rechtvaardigheid kan eenvoudigweg geen recht doen aan het probleem van de wereldwijde armoede. 47
{"title":"Mondiale democratie en de plicht tot onderlinge hulpverlening","authors":"R. Tinnevelt","doi":"10.1347/KRIS.8.1.47","DOIUrl":"https://doi.org/10.1347/KRIS.8.1.47","url":null,"abstract":"De afgelopen decennia zijn nationale grenzen steeds minder belangrijk geworden. Op het gebied van de economie, politiek en cultuur zijn transnationale netwerken ontstaan die weinig of geen rekening houden met de traditionele grenzen van de natiestaat of met de territoriale organisatie van de burgermaatschappij en de openbaarheid. Voor mensen die over de middelen en vermogens beschikken om van deze netwerken gebruik te maken, is dit een positieve ontwikkeling. Een groot deel van de wereldgemeenschap is echter afgesneden van deze wereldwijde netwerken en de voordelen die ermee gepaard kunnen gaan. Deze mensen zijn soms wel op de hoogte van wat zich in de wereldmaatschappij afspeelt, maar beschikken zelden over de mogelijkheden om daadwerkelijk iets aan hun situatie te verbeteren. Ze lijden onder armoede en analfabetisme, en zijn niet in staat om invloed uit te oefenen op hun lokale of nationale leiders. Globalisering leidt dus niet alleen tot een toenemende interdependentie tussen gemeenschappen en groepen, maar ook tot een groeiende kwetsbaarheid. Deze situatie wordt nog verergerd doordat regeringen in veel gevallen de controle over hun grondgebied verliezen en ten prooi vallen aan corruptie, criminele netwerken of etnische conflicten. Tegen deze achtergrond dringt de vraag zich op welke betekenis rechtvaardigheid kan hebben in een steeds kleiner wordende wereld. In welke mate kunnen we onze idealen van vrijheid, gelijkheid en solidariteit op een duurzame manier realiseren in een wereld waarin we steeds meer afhankelijk van elkaar worden? Bestaan er principes van mondiale rechtvaardigheid? En zo ja, wie heeft dan de plicht om deze principes na te leven en welke internationale of mondiale structuur hebben we nodig om deze te garanderen? Pogges boodschap is even helder als extreem. Rijke westerse landen zijn – als gevolg van het beleid dat ze voeren en de internationale orde die ze aan arme landen opleggen – medeverantwoordelijk voor de bestaande wereldwijde armoede. Ze hebben daarom niet alleen een positieve verantwoordelijkheid om deze armoede te bestrijden, maar vooral ook een negatieve plicht om de bestaande mondiale orde te hervormen.1 Gegeven deze verantwoordelijkheid is Rawls’ plicht tot onderlinge hulpverlening volgens Pogge niet veeleisend genoeg. Rawls’ theorie van internationale rechtvaardigheid kan eenvoudigweg geen recht doen aan het probleem van de wereldwijde armoede. 47","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"11 1","pages":"47-51"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2007-05-21","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"81006511","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
{"title":"Mondiale rechtvaardigheid. Een inleiding op de special over Pogge","authors":"R. Gabriels","doi":"10.1347/KRIS.8.1.3","DOIUrl":"https://doi.org/10.1347/KRIS.8.1.3","url":null,"abstract":"","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"15 1","pages":"3-6"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2007-01-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"83446093","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
{"title":"Geschiedenis plegen in historische context","authors":"F. V. Vree","doi":"10.1347/KRIS.7.4.47","DOIUrl":"https://doi.org/10.1347/KRIS.7.4.47","url":null,"abstract":"","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"44 24","pages":"47-51"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2006-12-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"72494173","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
{"title":"Een scherpzinnig en symphatiek filosoof. In memoriam Lolle Nauta (1929–2006)","authors":"R. Gabriëls","doi":"10.1347/KRIS.7.4.3","DOIUrl":"https://doi.org/10.1347/KRIS.7.4.3","url":null,"abstract":"","PeriodicalId":38842,"journal":{"name":"Krisis","volume":"86 1","pages":"3-5"},"PeriodicalIF":0.0,"publicationDate":"2006-12-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"84366915","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":0,"RegionCategory":"","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}