Antibioticabeleid is een essentiële stap in de beperking van de selectie van antibioticaresistentie. In deze studie wordt de evaluatie van 122 laatstejaarsstudenten Diergeneeskunde van de Universiteit Gent (UGent) en de Universiteit Luik (ULuik) weergegeven met betrekking tot de perceptie van het voorbereid zijn, de kwaliteit van het onderwijs en de tevredenheid over het onderwijs van antibioticabeleid en -resistentie. UGent-studenten voelden zich beter voorbereid op het klinisch gebruik van antimicrobiële middelen dan ULuik-studenten (3,23 versus 2,98, p = 0,03). Er waren geen statistisch significante verschillen voor wat betreft de andere twee velden van perceptie van paraatheid (farmacologie en kennis van antibioticaresistentie). Het totale resultaat van de kennisscore was 4,68 (sd 1,26) op 8, en er was geen statistisch significant verschil tussen de resultaten van de twee faculteiten. Minder dan 50% van de studenten was tevreden over hun opleiding over antibioticabeleid en -resistentie. De meeste deelnemers erkenden de noodzaak van extra voorlichting over rationeel antibioticagebruik. UGent-studenten waren meer bekend met formularia voor antimicrobieel gebruik dan ULuik-studenten. De resultaten van dit voorliggende onderzoek kunnen de kwaliteit van het veterinair onderwijs van antibioticabeleid en -resistentie in België helpen verbeteren.
{"title":"Evaluatie van de opleiding in antibioticabeleid en antibioticaresistentie door studenten van twee Belgische Faculteiten Diergeneeskunde","authors":"N. Sarnino, I. Chantziaras, P. Joosten, J. Dewulf","doi":"10.21825/vdt.85302","DOIUrl":"https://doi.org/10.21825/vdt.85302","url":null,"abstract":"Antibioticabeleid is een essentiële stap in de beperking van de selectie van antibioticaresistentie. In deze studie wordt de evaluatie van 122 laatstejaarsstudenten Diergeneeskunde van de Universiteit Gent (UGent) en de Universiteit Luik (ULuik) weergegeven met betrekking tot de perceptie van het voorbereid zijn, de kwaliteit van het onderwijs en de tevredenheid over het onderwijs van antibioticabeleid en -resistentie. UGent-studenten voelden zich beter voorbereid op het klinisch gebruik van antimicrobiële middelen dan ULuik-studenten (3,23 versus 2,98, p = 0,03). Er waren geen statistisch significante verschillen voor wat betreft de andere twee velden van perceptie van paraatheid (farmacologie en kennis van antibioticaresistentie). Het totale resultaat van de kennisscore was 4,68 (sd 1,26) op 8, en er was geen statistisch significant verschil tussen de resultaten van de twee faculteiten. Minder dan 50% van de studenten was tevreden over hun opleiding over antibioticabeleid en -resistentie. De meeste deelnemers erkenden de noodzaak van extra voorlichting over rationeel antibioticagebruik. UGent-studenten waren meer bekend met formularia voor antimicrobieel gebruik dan ULuik-studenten. De resultaten van dit voorliggende onderzoek kunnen de kwaliteit van het veterinair onderwijs van antibioticabeleid en -resistentie in België helpen verbeteren.","PeriodicalId":23487,"journal":{"name":"Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift","volume":"11 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.2,"publicationDate":"2022-10-31","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"88668221","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":4,"RegionCategory":"农林科学","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Sinds enkele jaren is er een toename van het aantal uitbraken van aviaire influenza in industriële pluimveehouderijen en hobbyhouderijen in Europa. Ook duren de epizoötieën langer. De voorbije jaren bleef het virus ook tijdens de zomer in de Belgische wildevogelpopulatie circuleren. Dierenartsen met vogels in hun patiëntenbestand worden daarom aangespoord om gedurende het hele jaar waakzaam te blijven voor deze aangifteplichtige ziekte. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de huidige epidemiologische situatie, de mogelijke ziektebeelden, de te ondernemen acties in het geval van verdenking van een uitbraak en de bestrijdingsmaatregelen van overheidswege.
{"title":"Aviaire influenza in vogelvlucht","authors":"A. Garmyn, K. Van Reeth","doi":"10.21825/vdt.85291","DOIUrl":"https://doi.org/10.21825/vdt.85291","url":null,"abstract":"Sinds enkele jaren is er een toename van het aantal uitbraken van aviaire influenza in industriële pluimveehouderijen en hobbyhouderijen in Europa. Ook duren de epizoötieën langer. De voorbije jaren bleef het virus ook tijdens de zomer in de Belgische wildevogelpopulatie circuleren. Dierenartsen met vogels in hun patiëntenbestand worden daarom aangespoord om gedurende het hele jaar waakzaam te blijven voor deze aangifteplichtige ziekte. In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de huidige epidemiologische situatie, de mogelijke ziektebeelden, de te ondernemen acties in het geval van verdenking van een uitbraak en de bestrijdingsmaatregelen van overheidswege.","PeriodicalId":23487,"journal":{"name":"Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift","volume":"116 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.2,"publicationDate":"2022-10-31","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"79733751","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":4,"RegionCategory":"农林科学","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Vijf gezonde, mannelijke, in gevangenschap levende amurtijgers werden met een verdovingsgeweer onder anesthesie gebracht met medetomidine (0,03 mg/kg) en ketamine (2,5 mg/kg) gedoseerd op geschat lichaamsgewicht. De gemiddelde tijd tot decubitus was 5 ± 1 minuten en tot benaderen 13 ± 2,4 minuten. De tijd tussen het benaderen en het einde van de procedure was 16,2 ± 3,3 minuten en de tijd tussen de injectie van de anesthetica en de antagonist bedroeg 32,8 ± 4 minuten. Respectievelijk 9,4 ± 4,6 minuten en 23 ± 11,4 minuten na de injectie van atipamezole (0,08 mg/kg IV) lagen de dieren terug sternaal en stonden ze op. Medetomidine en ketamine gecombineerd in één pijltje resulteerden in een snelle en veilige immobilisatie van de gezonde tijgers. Partiële antagonisatie met 15 mg atipamezole IV resulteerde in een korte recoveryduur zonder duidelijke nevenwerkingen.
用麻醉枪麻醉了5只健康的雄性圈养的amurlds，分别服用了medetomidine (0.03 mg/kg)和氯胺酮(2.5 mg/kg)。平均时间至压疮是5±1分钟和接近13±2.4分钟。接近之间的时间和程序是16.2±3.3分钟的结束和时间之间的注射麻醉剂拮抗剂为32.8±4分钟。分别为9.4±4.6分钟,23±11.4分钟注射后atipamezole (0.08 mg / kg (IV)层的动物回到解读着sternaal。Medetomidine和氯胺酮结合在一个箭头,结果在一个快速和健康安全的固定化的老虎。与15mg阿替帕唑IV的部分拮抗导致恢复时间短，没有明显的副作用。
{"title":"Anesthesie van vijf amurtijgers (Panthera tigris altaica) met een combinatie van medetomidine en ketamine","authors":"B. Alonso, T. Bouts, F. Gasthuys, S. Schauvliege","doi":"10.21825/vdt.85301","DOIUrl":"https://doi.org/10.21825/vdt.85301","url":null,"abstract":"Vijf gezonde, mannelijke, in gevangenschap levende amurtijgers werden met een verdovingsgeweer onder anesthesie gebracht met medetomidine (0,03 mg/kg) en ketamine (2,5 mg/kg) gedoseerd op geschat lichaamsgewicht. De gemiddelde tijd tot decubitus was 5 ± 1 minuten en tot benaderen 13 ± 2,4 minuten. De tijd tussen het benaderen en het einde van de procedure was 16,2 ± 3,3 minuten en de tijd tussen de injectie van de anesthetica en de antagonist bedroeg 32,8 ± 4 minuten. Respectievelijk 9,4 ± 4,6 minuten en 23 ± 11,4 minuten na de injectie van atipamezole (0,08 mg/kg IV) lagen de dieren terug sternaal en stonden ze op. Medetomidine en ketamine gecombineerd in één pijltje resulteerden in een snelle en veilige immobilisatie van de gezonde tijgers. Partiële antagonisatie met 15 mg atipamezole IV resulteerde in een korte recoveryduur zonder duidelijke nevenwerkingen.","PeriodicalId":23487,"journal":{"name":"Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift","volume":"39 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.2,"publicationDate":"2022-10-31","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"81546737","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":4,"RegionCategory":"农林科学","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
In de tweede helft van de 19de eeuw werd definitief overgeschakeld naar de bereiding van het pokkenvaccin op de geschoren huid van vaarzen. Na het ontwikkelen van pokblaasjes werd daarvan virushoudend materiaal geoogst en geconditioneerd. Dat werd op de licht gescarificeerde huid van kinderen gebracht ter preventie van de mensenpokken (variola)...
{"title":"Pokkenvaccin geproduceerd op kinderen circa 1800 - 1870","authors":"L. Devriese","doi":"10.21825/vdt.85304","DOIUrl":"https://doi.org/10.21825/vdt.85304","url":null,"abstract":"In de tweede helft van de 19de eeuw werd definitief overgeschakeld naar de bereiding van het pokkenvaccin op de geschoren huid van vaarzen. Na het ontwikkelen van pokblaasjes werd daarvan virushoudend materiaal geoogst en geconditioneerd. Dat werd op de licht gescarificeerde huid van kinderen gebracht ter preventie van de mensenpokken (variola)...","PeriodicalId":23487,"journal":{"name":"Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift","volume":"15 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.2,"publicationDate":"2022-10-31","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"90657063","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":4,"RegionCategory":"农林科学","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
Mastitis bij vleesschapen is een ernstige ziekte die vaak fataal is. In dit onderzoek wordt het voorkomen van de ziekte beschreven met klemtoon op de predisponerende factoren. Aan Vlaamse en Nederlandse schapenhouders werd in een enquête gevraagd of predisponerende factoren al dan niet aanwezig zijn op hun bedrijf, alsook werd hun kennis van mastitis en de bijhorende factoren in kaart gebracht. De aanwezigheid van predisponerende factoren op de bedrijven varieerde sterk. Risicofactoren, zoals gebrekkige mestverwijdering (aanwezig op 90% van de bedrijven), overbevolking in de stallen (26%), gebrek aan ontworming (58%), een groot aandeel oudere ooien in de veestapel (30%) en melken zonder handschoenen (50%) waren prominent aanwezig. Andere factoren, zoals buiten lammeren (5%), een gebrek aan stalventilatie (15%), het niet-voederen van krachtvoer (5%) en de aanwezigheid van stress (4%) werden door de schapenhouders wel goed vermeden. Tot slot werd op basis van tien kennisvragen aan elke schapenhouder een score toegekend. De gemiddelde score bedroeg 4,1/10. Uit dit onderzoek blijkt dat er ruimte is voor verbetering van de kennis van schapenhouders wat betreft de factoren die mastitis kunnen veroorzaken bij de ooi.
{"title":"Predisponerende factoren voor mastitis bij vleesschapen","authors":"D. Blockx, S. Piepers, S. De Vliegher","doi":"10.21825/vdt.85201","DOIUrl":"https://doi.org/10.21825/vdt.85201","url":null,"abstract":"Mastitis bij vleesschapen is een ernstige ziekte die vaak fataal is. In dit onderzoek wordt het voorkomen van de ziekte beschreven met klemtoon op de predisponerende factoren. Aan Vlaamse en Nederlandse schapenhouders werd in een enquête gevraagd of predisponerende factoren al dan niet aanwezig zijn op hun bedrijf, alsook werd hun kennis van mastitis en de bijhorende factoren in kaart gebracht. De aanwezigheid van predisponerende factoren op de bedrijven varieerde sterk. Risicofactoren, zoals gebrekkige mestverwijdering (aanwezig op 90% van de bedrijven), overbevolking in de stallen (26%), gebrek aan ontworming (58%), een groot aandeel oudere ooien in de veestapel (30%) en melken zonder handschoenen (50%) waren prominent aanwezig. Andere factoren, zoals buiten lammeren (5%), een gebrek aan stalventilatie (15%), het niet-voederen van krachtvoer (5%) en de aanwezigheid van stress (4%) werden door de schapenhouders wel goed vermeden. Tot slot werd op basis van tien kennisvragen aan elke schapenhouder een score toegekend. De gemiddelde score bedroeg 4,1/10. Uit dit onderzoek blijkt dat er ruimte is voor verbetering van de kennis van schapenhouders wat betreft de factoren die mastitis kunnen veroorzaken bij de ooi.","PeriodicalId":23487,"journal":{"name":"Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift","volume":"32 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.2,"publicationDate":"2022-09-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"90743936","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":4,"RegionCategory":"农林科学","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
A four-month-old, male, intact French Bulldog was presented with bilateral purulent nasal discharge and difficulties in breathing. A congenital nasal pyriform aperture stenosis with closure of both nasal cavities was diagnosed. The aperture was surgically opened through a midline approach, and a covered metallic stent (CMS) was inserted in each nasal cavity to prevent the newly constructed airway from obstructing. Seven weeks after implantation, the left nasal cavity was obstructed by granulation tissue. Further diagnostics revealed that the left stent had migrated caudally. The aperture had to be reopened and a new stent was placed. The right stent was removed endoscopically at that time, the left stent was removed six weeks after implantation. Four weeks after the removal of the left stent, the dog had normal airflow through both nares with very mild serous nasal discharge.
{"title":"Surgical correction of a bilateral congenital nasal pyriform aperture stenosis in a French Bulldog","authors":"T. Bogenhagen, L. Stegen","doi":"10.21825/vdt.85200","DOIUrl":"https://doi.org/10.21825/vdt.85200","url":null,"abstract":"A four-month-old, male, intact French Bulldog was presented with bilateral purulent nasal discharge and difficulties in breathing. A congenital nasal pyriform aperture stenosis with closure of both nasal cavities was diagnosed. The aperture was surgically opened through a midline approach, and a covered metallic stent (CMS) was inserted in each nasal cavity to prevent the newly constructed airway from obstructing. Seven weeks after implantation, the left nasal cavity was obstructed by granulation tissue. Further diagnostics revealed that the left stent had migrated caudally. The aperture had to be reopened and a new stent was placed. The right stent was removed endoscopically at that time, the left stent was removed six weeks after implantation. Four weeks after the removal of the left stent, the dog had normal airflow through both nares with very mild serous nasal discharge.","PeriodicalId":23487,"journal":{"name":"Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift","volume":"104 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.2,"publicationDate":"2022-09-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"75633973","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":4,"RegionCategory":"农林科学","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
W. van Mol, J. Clinquart, M. Pas, J. Bokma, B. Pardon
Neonatal calf diarrhea (NCD) is the leading health concern in calves during the first weeks of their lives. In this narrative review, the potential for pathogen-oriented approaches for NCD is discussed. The literature on NCD clearly shows substantial differences in spread and characteristics between the major NCD pathogens, making pathogen-oriented approaches possible, justifying the use of etiological diagnostics. For enterotoxic Escherichia coli, colostrum delivery and dam vaccination, biosecurity around calving and antimicrobial therapy are key. Both for bovine coronavirus (BCV) and bovine rotavirus (BRV), biosecurity and disinfection, dam vaccination in combination with adequate and prolonged colostrum delivery are the essentials. However, a different focus concerning biosecurity is necessary given the airborne spread of BCV and higher environmental persistence of BRV. For an effective Cryptosporidium spp. control, the use of disinfectants that kill oocysts is crucial. Evidence supporting the prophylactic use of halofuginone lactate to reduce shedding and diarrhea, is available, but in terms of biosecurity, attention should be placed on the proper use of this product. In case of a Salmonella enterica outbreak, antimicrobial use remains important, and biosecurity wise, attention should be paid to shedding of periparturient cows in the calving pen and administration of infected colostrum. Both for S. enterica and cryptosporidiosis, farm staff should be informed on how to protect themselves against these zoonotic infections. Nutritional factors play an additional role within NCD. Improper nutrition management can induce diarrhea or can further enhance infectious NCD through osmosis or dysbiosis. In conclusion, the suggested pathogen-oriented approaches can aid to economize labor and financial investments, limit the environmental impact of NCD control and prevention and valorize tailor-made farm advisory work.
{"title":"Pathogen-oriented approaches for neonatal calf diarrhea","authors":"W. van Mol, J. Clinquart, M. Pas, J. Bokma, B. Pardon","doi":"10.21825/vdt.85202","DOIUrl":"https://doi.org/10.21825/vdt.85202","url":null,"abstract":"Neonatal calf diarrhea (NCD) is the leading health concern in calves during the first weeks of their lives. In this narrative review, the potential for pathogen-oriented approaches for NCD is discussed. The literature on NCD clearly shows substantial differences in spread and characteristics between the major NCD pathogens, making pathogen-oriented approaches possible, justifying the use of etiological diagnostics. For enterotoxic Escherichia coli, colostrum delivery and dam vaccination, biosecurity around calving and antimicrobial therapy are key. Both for bovine coronavirus (BCV) and bovine rotavirus (BRV), biosecurity and disinfection, dam vaccination in combination with adequate and prolonged colostrum delivery are the essentials. However, a different focus concerning biosecurity is necessary given the airborne spread of BCV and higher environmental persistence of BRV. For an effective Cryptosporidium spp. control, the use of disinfectants that kill oocysts is crucial. Evidence supporting the prophylactic use of halofuginone lactate to reduce shedding and diarrhea, is available, but in terms of biosecurity, attention should be placed on the proper use of this product. In case of a Salmonella enterica outbreak, antimicrobial use remains important, and biosecurity wise, attention should be paid to shedding of periparturient cows in the calving pen and administration of infected colostrum. Both for S. enterica and cryptosporidiosis, farm staff should be informed on how to protect themselves against these zoonotic infections. Nutritional factors play an additional role within NCD. Improper nutrition management can induce diarrhea or can further enhance infectious NCD through osmosis or dysbiosis. In conclusion, the suggested pathogen-oriented approaches can aid to economize labor and financial investments, limit the environmental impact of NCD control and prevention and valorize tailor-made farm advisory work.","PeriodicalId":23487,"journal":{"name":"Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift","volume":"23 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.2,"publicationDate":"2022-09-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"87366364","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":4,"RegionCategory":"农林科学","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
In 1885 kon het nog maar pas in Frankrijk beschreven miltvuurvaccin (1880 en 1881) in het Oost-Vlaamse dorp Kruishoutem al toegepast worden bij varkens. Dit blijkt uit brieven van de plaatselijke dierenarts aan het gemeentebestuur, bewaard in het gemeentelijk archief. De diagnose miltvuur was hier waarschijnlijk foutief, maar dit doet niets af van de historische en didactische betekenis van de voorgestelde inentingen. Deze korte mededeling kadert de miltvuurvaccinatie in het geheel van onze kennis over deze toen revolutionaire nieuwigheid.
{"title":"Vroege miltvuurvaccinaties in onze streken: Kruishoutem, 1885","authors":"L. Devriese, C. Van der Meeren","doi":"10.21825/vdt.85203","DOIUrl":"https://doi.org/10.21825/vdt.85203","url":null,"abstract":"In 1885 kon het nog maar pas in Frankrijk beschreven miltvuurvaccin (1880 en 1881) in het Oost-Vlaamse dorp Kruishoutem al toegepast worden bij varkens. Dit blijkt uit brieven van de plaatselijke dierenarts aan het gemeentebestuur, bewaard in het gemeentelijk archief. De diagnose miltvuur was hier waarschijnlijk foutief, maar dit doet niets af van de historische en didactische betekenis van de voorgestelde inentingen. Deze korte mededeling kadert de miltvuurvaccinatie in het geheel van onze kennis over deze toen revolutionaire nieuwigheid.","PeriodicalId":23487,"journal":{"name":"Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift","volume":"117 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.2,"publicationDate":"2022-09-01","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"77145549","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":4,"RegionCategory":"农林科学","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
E. Koochaknejad, A. Ghazilou, K. Kor, H. Ershadifar
Human–animal interactions can generate a variety of benefits for the psychological and physiological wellbeing of humans. Therefore, more people may prefer to keep pets (such as aquatic animals) during stressful events, like the COVID-19 pandemic. In this study, an international survey of aquarium keepers was conducted to assess their attitudes toward home aquariums during the COVID-19 pandemic. Over 80% of the respondents, irrespective of gender, age, employment status, number of owned aquariums, or aquarium maintenance experience, confirmed that aquariums have produced stress-relieving benefits during the COVID-19 pandemic. Approximately, one-quarter of home aquarium owners claimed to have bought more than 15 fish and 15 aquatic invertebrates since the beginning of the stay-at-home restrictions. The majority of the respondents confirmed that their aquarium(s) was/were properly maintained during these regulations, particularly compared to the years prior to the COVID-19 pandemic. To some extent, a shortage of supply of live foods affected the maintenance performance of home aquariums.
{"title":"A survey on aquatic animal keeping practices for home aquariums during the COVID-19 pandemic","authors":"E. Koochaknejad, A. Ghazilou, K. Kor, H. Ershadifar","doi":"10.21825/vdt.84988","DOIUrl":"https://doi.org/10.21825/vdt.84988","url":null,"abstract":"Human–animal interactions can generate a variety of benefits for the psychological and physiological wellbeing of humans. Therefore, more people may prefer to keep pets (such as aquatic animals) during stressful events, like the COVID-19 pandemic. In this study, an international survey of aquarium keepers was conducted to assess their attitudes toward home aquariums during the COVID-19 pandemic. Over 80% of the respondents, irrespective of gender, age, employment status, number of owned aquariums, or aquarium maintenance experience, confirmed that aquariums have produced stress-relieving benefits during the COVID-19 pandemic. Approximately, one-quarter of home aquarium owners claimed to have bought more than 15 fish and 15 aquatic invertebrates since the beginning of the stay-at-home restrictions. The majority of the respondents confirmed that their aquarium(s) was/were properly maintained during these regulations, particularly compared to the years prior to the COVID-19 pandemic. To some extent, a shortage of supply of live foods affected the maintenance performance of home aquariums.","PeriodicalId":23487,"journal":{"name":"Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift","volume":"8 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.2,"publicationDate":"2022-06-29","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"73500719","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":4,"RegionCategory":"农林科学","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
O. Eberle, C. Pouzot-Nevoret, A. Barthélemy, B. Drumond, M. Harel, S. Belluco, E. Ségard-Weisse
Antifreeze is the most common source of ethylene glycol poisoning in small animals, caus[1]ing rapid development of acute kidney injury. Ethylene glycol intoxication has been described in the past. However, the evolution of ultrasound devices, and in particular the use of linear probes, allow a more precise evaluation of changes in the echostructure of the kidneys. In this study, the renal ultrasonographic findings were evaluated in six dogs and one cat with ethylene glycol intoxication; particularly, echogenicity changes within the medulla, and the radiographic features of the kidneys in two dogs are described. Severe cortical hyperechogenicity was present in all dogs and was associated with acoustic shadowing in one dog. Different forms of medullary echogenicity were identified with the medullary rim sign being the most common finding. In two dogs, abdominal radiographs showed a diffuse homogeneous increased opacity of both kidneys. However, none of these changes are pathognomonic for ethylene glycol poisoning. In the cat, cortical echogenicity was normal upon admission and evolved into mild hyperechogenicity. The cat did not present medullary rim sign but showed an association of severe hyperechoic outer medulla and moderate medullary band sign.
{"title":"Ultrasonographic and radiographic findings of the kidneys in six dogs and one cat with ethylene glycol intoxication","authors":"O. Eberle, C. Pouzot-Nevoret, A. Barthélemy, B. Drumond, M. Harel, S. Belluco, E. Ségard-Weisse","doi":"10.21825/vdt.84987","DOIUrl":"https://doi.org/10.21825/vdt.84987","url":null,"abstract":"Antifreeze is the most common source of ethylene glycol poisoning in small animals, caus[1]ing rapid development of acute kidney injury. Ethylene glycol intoxication has been described in the past. However, the evolution of ultrasound devices, and in particular the use of linear probes, allow a more precise evaluation of changes in the echostructure of the kidneys. In this study, the renal ultrasonographic findings were evaluated in six dogs and one cat with ethylene glycol intoxication; particularly, echogenicity changes within the medulla, and the radiographic features of the kidneys in two dogs are described. Severe cortical hyperechogenicity was present in all dogs and was associated with acoustic shadowing in one dog. Different forms of medullary echogenicity were identified with the medullary rim sign being the most common finding. In two dogs, abdominal radiographs showed a diffuse homogeneous increased opacity of both kidneys. However, none of these changes are pathognomonic for ethylene glycol poisoning. In the cat, cortical echogenicity was normal upon admission and evolved into mild hyperechogenicity. The cat did not present medullary rim sign but showed an association of severe hyperechoic outer medulla and moderate medullary band sign.","PeriodicalId":23487,"journal":{"name":"Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift","volume":"364 1","pages":""},"PeriodicalIF":0.2,"publicationDate":"2022-06-29","publicationTypes":"Journal Article","fieldsOfStudy":null,"isOpenAccess":false,"openAccessPdf":"","citationCount":null,"resultStr":null,"platform":"Semanticscholar","paperid":"74008458","PeriodicalName":null,"FirstCategoryId":null,"ListUrlMain":null,"RegionNum":4,"RegionCategory":"农林科学","ArticlePicture":[],"TitleCN":null,"AbstractTextCN":null,"PMCID":"","EPubDate":null,"PubModel":null,"JCR":null,"JCRName":null,"Score":null,"Total":0}
京公网安备 11010802042870号
京ICP备2023020795号-1
扫码关注我们
求助内容：
应助结果提醒方式：